Paasoratorium (Johannes 20) – Willem Ceuleers, opus 1000

Libretto

Openingskoor

            Halleluja.
            Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft:
            laten wij juichen en ons daarover verheugen!
            Halleluja.

Lezing (Johannes 20) – afgewisseld met verzen uit O filii et filiae           

O filii et filiae (Jean Tisserand, d. 1494)
vertaling: J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena ‘s morgens vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen van het graf weggerold was. Ze snelde daarom vlug naar Simon Petrus heen en naar de andere leerling, die Jezus beminde, en zei hun: men heeft de Heer uit het graf weggenomen en wij weten niet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen gingen Petrus en de andere leerling op weg en begaven zich naar het graf. Ze waren samen vertrokken, maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf.

De drie Maria’s daalden af
vroeg in de schemer naar het graf,
met zalf, waar elk haar liefde in gaf. Halleluja.

Door Magdalena’s angstig woord
zijn twee discipelen aangespoord
en haastten ademloos zich voort. Halleluja.

Johannes is over het veld
sneller dan Petrus voortgesneld,
om zelf te zien wat werd vermeld. Halleluja.

Hij bukte zich voorover en zag het lijnwaad liggen; maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus achter hem aan, ging het graf binnen en zag het lijnwaad liggen, met de zweetdoek, die zijn hoofd bedekt had; deze lag niet bij het lijnwaad, maar afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling binnen, die het eerst bij het graf aangekomen was; en hij zag en geloofde. Want zij begrepen de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. Toen keerden de leerlingen naar huis terug.

Maar Maria bleef buiten bij het graf staan wenen. Terwijl zij weende, bukte zij zich voorover in het graf en zag er twee engelen zitten in witte gewaden, één aan het hoofd- en één aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had. Ze zeiden haar: Vrouw, waarom weent ge? Ze zei hun: Omdat men mijn Heer heeft weggenomen en ik niet weet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen ze dit gezegd had, keerde ze zich om en zag Jezus staan; maar ze wist niet, dat het Jezus was. Jezus sprak tot haar: Vrouw, waarom weent ge? Wie zoekt ge? Menend, dat het de tuinman was, zei ze Hem: Heer, als gij Hem hebt weggehaald, zeg me, waar ge Hem hebt neergelegd, dan zal ik Hem wegdragen. Jezus zei haar: Maria! Ze keerde zich naar Hem toe en zei in het Hebreeuws: Rabboeni! – dat wil zeggen: Meester!

Jezus sprak tot haar: Houd Mij niet vast; want Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn en uw Vader, naar mijn en uw God. Maria Magdalena ging aan de leerlingen zeggen: Ik heb de Heer gezien! en wat Hij tot haar gezegd had.

De vrouwen, naar het graf gegaan,
zegde een witte engel aan,
dat nu de Heer was opgestaan. Halleluja.

In de avond van diezelfde dag, de eerste dag van de week, toen de deuren van het huis, waar de leerlingen zich bevonden, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen: Vrede zij u!

Aan de discipelen bijeen
was ‘t Christus zelve die verscheen
en vrede wenste als voorheen. Halleluja.

En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijde. De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer. En opnieuw zei Hij hun: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij over hen en sprak: Ontvangt de Heilige Geest. Van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven; van wie gij de zonden niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven. Maar Thomas, één van de twaalf, ook Didymus genaamd, was niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem dus: Wij hebben de Heer gezien.  Maar hij zei hun: Zolang ik in zijn handen de wonden van de nagels niet zie en mijn vinger niet op de plaats van de nagels leg, en mijn hand niet in zijn zijde steek, geloof ik het niet.

‘t Bericht werd Thomas ook gedaan.
Hij hoorde het vol twijfel aan
dat Jezus zou zijn opgestaan. Halleluja.

Acht dagen later waren zijn leerlingen daarbinnen weer bijeen en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste Zich in hun midden en zei: Vrede zij u! Daarna sprak Hij tot Thomas: Leg uw vinger hier en bezie mijn handen; steek uw hand uit en leg ze in mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig! Thomas gaf Hem ten antwoord: Mijn Heer en mijn God!

Zie, Thomas, mijn doorboorde zij,
mijn handen, voeten allebei,
en twijfel niet, geloof in Mij’. Halleluja.

De wond van spijker en van speer
zag hij en twijfelde niet meer,
maar stamelde: mijn God en Heer. Halleluja.

Jezus sprak tot hem: Gelooft ge, omdat ge Mij gezien hebt? Zalig zij, die niet zien en toch geloven!

Zalig wie niet getwijfeld heeft,
niet ziet en toch zich overgeeft,
zijn deel is dat hij eeuwig leeft. Halleluja.

Nog veel andere tekenen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen gesteld, die niet in dit boek opgetekend werden. Maar deze werden opgetekend, opdat ge geloven moogt, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en opdat ge, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn naam.

Wij vieren ‘t feest van Pasen weer,
en brengen alle lof en eer
aan onze opgestane Heer. Halleluja.

Voor alles wat Hij heeft gedaan
roepen wij God ootmoedig aan,
nu onze Heer is opgestaan. Halleluja.

Slotkoor

God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus.
Victoria!

Understanding Bach’s Saint Matthew’s Passion: three clues

Three classic typologies one has to know, to understand the opening Chorus of the SMP, and the role of the dramatis personae in the Passion. All three are neatly presented to the attentive listener in the Opening Chorus. They refer to Christ and suggest an interpretation of the events that will be told in the ‘Passion’:
The Lamb
the Groom (+ Bride[smaids], the daughters of Sion)
Isaac, Abraham’s son.

Come, ye daughters, help me lament,
Behold! Whom? The Bridegroom.
Behold him! How? Like a lamb.
O lamb of God, innocent
slaughtered on the stem of the cross,
Behold! What? Behold his patience.
always found patient,
although you were despised.
Behold! Where? Behold our guilt.
you have borne all sin,
otherwise we would have to despair.
Behold Him, out of love and graciousness,
Himself carrying the wood of the cross.
Have mercy on us, o Jesus!
Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen,
Sehet – Wen? – den Bräutigam,
Seht ihn – Wie? – als wie ein Lamm!
O Lamm Gottes, unschuldig
Am Stamm des Kreuzes geschlachtet,
Sehet, – Was? – seht die Geduld,
Allzeit erfunden geduldig,
Wiewohl du warest verachtet.
Seht – Wohin? – auf unsre Schuld;
All Sünd hast du getragen,
Sonst müßten wir verzagen.
Sehet ihn aus Lieb und Huld
Holz zum Kreuze [selber] tragen!
Erbarm dich unser, o Jesu!
  1. the Paschal Lamb, sacrificial animal, slaughtered at Pesach. Its blood rescued the Israelites from the Angel of Death, ushering in the Exodus. In Christian theology this imagery is incorporated in Christ when he is called the Agnus Dei qui tollis peccata mundi (German choral: O Lamm Gottes unschuldig).
  2. Jesus as the Bridegroom, whose fate is bemoaned by the women along the road (Gospel of Matthew). These women are addressed by Jesus as the Daughters of Sion/Jerusalem. They are invited to help telling the story of Jesus’ passion correctly. It’s a reference to the friends of the girl/Bride, the bridesmaids from the Song of Songs, The allegorical reading of this Bible Book was quintessential to the Spirituality of the (Lutheran) Church. There is also a reference to the parables of the bridesmaids waiting for the Groom to arrive. The Bride has a twofold reference:
    A. Community of Believers (collectivum), the Church;
    B. The Soul of the believer (individual)
  3. Isaac, Abraham’s son, carrying the ‘wood’ for his own sacrifice (typos of Christ carrying his cross), also quoted for his willingness to comply with his F(f)ather’s command, to be sacrificed.

Guy Ropartz Ps. 136 (137) – Assis sur les berges du fleuve… (1897), voor koor, orkest en orgel

THEMA: Voor alles is er een tijd… , ook voor vergelding?

Zondag 12 maart 10u
– Protestantse kerk aan de Lange Winkelstraat 5, te Antwerpen.
Koor en Orkest van de Brabantse Olijfberg (KOBO), o.l.v. Willem Ceuleers, die ook de partituur aanpaste zodat het werk uitvoerbaar werd.
– Toelichting en bezinning door Dick Wursten.

Als in geen andere psalm worden in Psalm 137 gevoelens van vervreemding èn woede verwoord. By the rivers of Babylon, there we sat down, and there we wept, when we remembered Sion… De Israëlieten zijn gedeporteerd, en er is geen uitzicht op terugkeer. Ze hebben de lier aan de wilgen gehangen. Zing een lied voor ons, brullen de Babylonische beulen hen toe, Een lied van Sion ! Zie ze staan grijnzen. Wraakroepend is het! De toon van de Psalm verandert. De klacht wordt een schreeuw tot God, om vergelding. En de taal is kras, zo rauw als de rouw (om verloren verleden, mensen en dingen)

Tijdens de viering zal dr. Dick Wursten op dit onderwerp nader ingaan. Is er in het christendom plaats voor dit soort gevoelens? En wat dan met ‘hebt uw vijanden lief’ en ‘de andere wang toekeren’ en zo…? [bezinningstekst kunt u hier nalezen]

De toonzetting van Ropartz confronteert de luisteraar èn uitvoerend musicus met deze vraag. Je kunt er niet omheen!A mort! laat Ropartz zingen, want zij hebben het ons ook aangedaan! Seigneur, Seigneur, hebt u het niet gezien, doe er wat aan! De toonzetting brengt dit alles tot leven in een symfonisch muziekstuk voor koor, orkest en orgel, met een kloppende hartslag als ritme… meteen in de eerste noten van de bassstrijkers gezet, vol harmonische en ritmische verrassingen. Een gevoelsdrama in muziek.

tekst en vertaling: zie hier

Guy Ropartz (1864-1955)

(Joseph-)Guy Ropartz (1894-1955) was een Franse componist, geboortig van Bretagne. Zowel dichterlijk als muzikaal begaafd. Hij heeft na z’n studies in Parijs (o.a. bij César Franck! – u hoort het in dit muziekstuk) z’n actieve beroepsleven doorgebracht aan de andere kant van Frankrijk. Hij was directeur van het conservatorium in Nancy , en heeft deze stad echt op de muzikale kaart gezet. Na Wereldoorlog I wordt hij directeur van het conservatorium van Straatsburg. Eens met pensioen (1929), keert hij echter terug naar z’n geboortestreek, waar hij in 1955 overlijdt. Hieronder ziet u hem aan het werk in zijn bureau te Nancy in 1912. De man met pijp herkent u: zijn goede vriend: de violist Eugène Ysaÿe.

Een pre-apocalyptisch levensgevoel?

In 1904 werd de Psalm die wij zondag 12 maart in de Brabantse Olijfbergkerk zullen horen uitgevoerd als voorprogramma van een bijbels oratorium van Saint-Saëns: Le déluge… de zondvloed. De Psalmzetting deelt met Saint-Saëns het gebruik van de orgelsound als zuil, maar dit geheel terzijde.

God in een notedop

  • God is een persoon in het verhaal dat de mens over zichzelf vertelt.
  • Alleen in die zin bestaat hij.
  • Het onderwerp van die laatste zin is zowel God als mens.

Ballade du Noël désiré – van het verlangen naar Kerstmis

Saint-Georges de Bouhélier / Dutch translation: J.W. Schulte Nordholt

uit: La Grande Pitié.  Ballades des mauvais jours. La Guerre de 14. La Mort et l’amour. Le Mystère des vivants et des morts (Fasquelle, Paris, 1945)

Saint-Georges de Bouhélier par Charles Gir.jpg
portret door Charles Gir (1919)

Ballade du Noël désiré
Ballade van het verlangen naar Kerstmis

[vertaling J.W. Schulte Nordholt, Als de minste der mensen. Gedichten over Christus, een bloemlezing, Ten Have, Amsterdam, 1964 | Carillon-reeks nr. 18 – Verzameld uit de poëzie van alle eeuwen]

Uit de bundel “La grande pitié” etc.. (vertaald: het groot erbarmen: ballades van slechte tijden : De oorlog van 14. De dood en de liefde. Het mysterie van de levenden en de doden)

Om ons uit de verrotting op te wekken,
waarvoor wij voor wij dood zijn zijn gezwicht,
en om ons uit het diepe graf te trekken,
waarin ons hart nog voor ons lichaam ligt,
moge de hemel thans voor ons ontdekken
een Heiland, neme een Messias aan
ons aardse lot. Zingt in de korenschuren
en op de schepen die door ‘t water gaan,
en in de wijngaard bij de rode vuren:
Christus van Kerstmis, kom om op te staan!

Langs de met stof en vuil bedekte wegen,
in wouden, velden, havens, overal,
sinds jaren straalt een verre hoop mij tegen,
een hoop op hem, die zonder omweg zal
en zonder koninklijke glans of zegen
vervullen alles wat er dient gedaan,
de koningslelie uit het slijk zal vechten,
in onze liefde sterren op doen gaan,
en aan ons lichaam engelenvleugels hechten.
Christus van Kerstmis, kom om op te staan.

Op deze aarde waar de mensen leven
van moord en doodslag, waar geen liefde is,
was er een tijd, dat God de Heer verheven
zich gaf, dat Christus in de duisternis
de duivels riep hun weerstand op te geven.
Maar zie ons thans, het kwade grijpt ons aan,
er is geen hulp, wij zijn de sporen bijster,
de duivels spelen om een lach, een traan,
wij arme mensen zijn door leed geteisterd.
Christus van Kerstmis, kom om op te staan!

O Vader der aartsengelen en schapen,
der vissen in het water af en aan,
der nevelen die in de sneeuw gaan slapen,
is er geen smalle schoot, om uit te gaan
voor hem, den held, zo goddelijk geschapen?
Christus van Kerstmis, kom om op te staan.

Ballade du Noël désiré (orig.)

                                    I
 
Pour nous sauver de cette pourriture
Où nous tombons avant que d’être morts,
Pour nous tirer de cette sépulture
Qui nous a pris le cœur avant le corps,
Vienne un Messie ! Ô superbe nature,
Fasse le ciel que nous soit accordé
Un nouveau Christ ! Chantez au long des granges
Et sur les flots des fleuves débordés,
Et dans les champs où saignent les vendanges :
Christ à Noël nous soit ressuscité !
 
                                    II
 
Par les chemins tout encombrés d’ordures,
Dans les forêts, dans les champs, dans les ports,
Depuis des ans, l’espoir en vain me dure
De celui-là – qui, sans nul passeport,
Et sans bandeau ni superbe vêture,
Viendra remplir les desseins demandés,
Fera sortir les lys d’or de nos fanges,
Et nos amours aux astres accorder
Et sur nos corps pousser des ailes d’anges !
Christ à Noël nous soit ressuscité !
 
                                    III
 
Sur cette terre, hélas ! à l’homme dure
Et meurtrière, où nul ne veut d’amour,
Il fut un âge où, par l’investiture
De l’Éternel, Christ criait aux vautours
De desceller leurs serres de tortures !
Mais nous voilà par le crime inondés
Et sans secours, en cette voie étrange
Où les démons entre eux nous jouent aux dés,
Pauvres humains que la douleur mélange !
Christ à Noël nous soit ressuscité !
  
                                Envoi
 
Père du ciel, des brebis, des archanges,
Et des poissons dont les lacs sont bondés,
Et des brouillards qui en neige se changent,
N’est-il donc plus de ventre non fardé
Pour enfanter le héros sans mélange ?
Christ à Noël nous soit ressuscité !

Ach, die predikanten … !

Willem Barnard aan het woord…

Wanneer het gaat over de ‘bediening des Woords’ denkt men meestal aan de ‘preek ‘, de toespraak van een predikant. En ach, die predikanten! Ze zijn ook maar bloedjes van mensenkinderen, zelden loopt er een chrysostomus, een ‘guldenmond’ tussen! Maar waarom zouden wij uitsluitend of zelfs in de eerste plaats denken aan préken als het om die ‘bediening’ gaat?

Voordracht van de Schriften, dat is primair; en uitleg erbij, bescheiden terzijde, verbindende tekst, vingerafdrukken in de marge, dat is de ambachtelijke opdracht van de theoloog!

Maar àls die Schriften dan eens zo naar voren zouden komen, dan zou meteen blijken hoe onontbeerlijk in de gemeente het dichterschap is. Want poëzie is het grootste deel van de bijbel en waar het niet formeel herkenbaar als poëzie afgedrukt staat, is nog de manier van zeggen, ja de manier van denken beeldend, zodanig als in onze cultuur alleen nog bij dichters gevonden wordt. En daarom is geen enkele theorie over ambten of diensten voor mij overtuigend, die niet volmondig spreekt over de dienst van de dichter, het ambt van de voordracht, de musische taak van cantor en lector, vertaler en vertolker ! […] En dikwijls is het ook een zaak van gezamenlijk ter hand (ter keel!) genomen vertolking bij monde van een lied. Het gaat van oudsher in de kerk zingend toe. Het gaat sinds de hervorming in een groot deel van de kerk toe met zang van allen, in koraal, in samenzang. Maar tot nu toe was vaak dat gezang een uiting van vroomheid veeleer dan een inning van geloof. En wij zingen niet in de eerste plaats omdat we pneuma te véél hebben, Geest in volheid, maar omdat we adem te kort komen en al zingende met volle teugen ons het geloof te binnen brengen, herinneren! – Daarom spreek ik met nadruk in dit verband ook over de dienst van het lied, want dat is een mogelijkheid om samen, eenstemmig of in beurtzang, de Schrift te openen, het Woord te bedienen, deel te nemen aan die hoogheilige taak waar meestal in het enkelvoud over gesproken wordt, de taak van verbi divini Minister. Ik kan dáár niet over spreken zonder meteen te spreken over de dienst van het lied. Het lied is een vorm van ‘bediening des Woords’. Als het dat niet is, hoeft het voor mij niet in de kerk. […] Het is niet omdat ik zelf één van het taalambacht ben, dat ik dit zeg. Maar ik merk het telkens weer: mijn geloofsvorm is (wat Frits Mehrtens noemde): zingend geloven.

bron: Willem Barnard, ‘De dienst van het lied’ in Op een zuil zitten. Essays (Haarlem: 1973), blz. 138-40.

Sinxenfoor anno 1576

Dit kleine psalmboekje (het origineel bevindt zich in Leiden, coll. Bibliothèque Wallone) werd in 1576 in Genève gedrukt. Het zijn de 150 berijme Psalmen. Op zich niets bijzonders, maar wel de ‘calendrier’, die erbij gevoegd is, en waarvan u de laatste pagina ziet:

Aucunes foires de France et autres pays

En dan inzoomen op de laatste groep: ‘Les foires d’Anvers’.
En daar ‘la Premiere’.

De Sinxenfoor

Er zijn nog zekerheden in het leven. (Alleen begon de foor toen pas ‘s dindags na Pinksteren, en wat het natuurlijk geen kermis, maar een ‘foor’, een markt)

Zonder Luther geen Bach (concert-lezing)

De ontwikkeling van de kerkmuziek van Luther tot Bach aan de hand van bekende Lutherse koralen.

13 mei (20u) – try out – Antwerpen – Brabantse Olijfberg (vrije bijdrage)
20 mei (20u) Herentals (sint-Waldetrudiskerk) €15/€12vvk
http://www.heiligehuisjes.be/evenement.php?id=ZonderLutherGeenBach

Dick Wursten vertelt het verhaal van de ontwikkeling van de kerkmuziek in de 16de en 17de eeuw. Organist Willem Ceuleers illustreert dit verhaal op het Walcker-orgel van de Brabantse Olijfbergkerk te Antwerpen aan de hand van een aantal koralen die zowel qua tekst als muziek sprekend zijn.

PROGRAMMA

1.   LUTHER EERSTE GEESTELIJKE LIED: Nun freut euch lieben Christen g’mein
(ballade; zingende evangelieverkondiging)
– Matthias Weckman (1616-1674)
– Johann Sebastian Bach: BWV 734

2.   BEWERKING VAN LATIJNSE HYMNE: Veni Creator Spiritus / Komm, Gott, Schöpfer, Heiliger Geist
– Hans Buchner (1483-1538)
– Johann Sebastian Bach (1685-1750) BWV 667 (Leipziger Choräle)

3.   STROPHISCHE BERIJMING VAN EEN PSALM: Ach Gott vom Himmel sieh darein
– Johann Pachelbel (1653-1706)
– Helmut Walcha (1907-1991): (uit ’25 Choralvorspiele’, 1954)

4.   LIED VOOR DE KINDEREN BIJ KERST (Ballade): Vom Himmel hoch da komm ich her
– Heinrich Scheidemann (1595-1663)
– Johann Sebastian Bach, BWV 606 (Orgelbüchlein)

5.   CATECHISMUSLIED: Dies sind die Heiligen zehn Gebot
– Johann Sebastian Bach: BWV 678 (Clavierübung III, grote orgelmis)
– Marcel Dupré (1886-1971): opus 28 nr. 20 (1932)

6.   NA LUTHER:
Wachet auf, ruft uns die Stimme tekst en melodie: Philipp Nicolai (1566-1608)
– Johann Sebastian Bach BWV 645 (Schübler Choräle)
Schmücke dich, o liebe Seele – Johann Franck (1618-1677) melodie: Johann Crüger (1598-1662)
– Johannes Brahms (1833-1897), opus 122 nr. 5 (1896) in Antwerpen
– Johann Sebastian Bach BWV 654 (Leipziger Choräle) in Herentals
Nun danket alle Gott – Martin Rinckart (1586-1649) melodie: Johann Crüger (1598-1662)
– Sigfrid Karg-Elert (1877-1933) uit ‘Choral-Improvisationen’, 1909 opus 65 nr. 59

Een lied met Blaise Pascal in het achterhoofd

O liefde die verborgen zijt (gezang 176)

Dit lied heeft de dichter J.W. Schulte Nordholt zonder directe aanleiding geschreven, ‘gewoon als dagelijkse krantenlezer, en met de vermaarde tekst van Pascal in gedachten: Jésus sera en agonie jusqu’à la fin du monde: il faut pas dormir pendant ce temps-là., aldus zijn toelichting bij de publicatie ervan in het Liedboek voor de kerken (1973 – Compendium). Dit is één van de bezinningszinnen uit Le Mystère de Jésus, opgenomen in de ‘Pensées’ – fr. 749. De hele tekst – een meditatie, bijna liturgisch – kunt u elders op deze site nalezen. Het wel vaker gezongen lied van E.L. Smelik (Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen) is zelfs te lezen als een liedmeditatie bij Pascals’ tekst: gezang 180 (Liedboek voor de kerken, 1973)

Omdat dit lied als gezang 176 in het Liedboek wat staat te verkommeren (ik vermoed vanwege de onbekende en niet erg inspirerende melodie) heb ik er maar eens een andere melodie onder gezet, die van de bekende ‘Avondzang’. Heel klassiek, heel passend ook.

De tekst is één van de beste liederen die deze belezen en bescheiden dichter (door Herman De Coninck ooit waarderend een ‘minor poet’ genoemd) ons heeft nagelaten.

O Liefde die verborgen zijt
in diepe stilten eeuwigheid,
erbarm U over ons bestaan,
het wordt verraden en verdaan.

Hoe acht’loos in ons midden wordt
het kostbaar mensenbloed gestort
en in het onbarmhartig licht
het kruis des Heren opgericht.

De minsten van de mensen zijn
daar uitgestrekt in angst en pijn.
Tot aan het eind der wereld lijdt
Christus in hun verlatenheid.

O Liefde uit de eeuwigheid
die met ons mens geworden zijt,
wij bidden, laat ons niet alleen
in al het duister om ons heen,

opdat ook wij o Heer U niet
verlaten in uw diep verdriet
maar bij U zijn in al de pijn
waarmee de mensen mensen zijn.


Tekst: J.W. Schulte Nordholt
Melodie: Christe die du bis dach end licht

Gebed voor vrede… en een goede overheid

Da pacem Domine Deutsch (Martin Luther) – Verleih uns Frieden
Een gebed/ een lied

Heinrich Schütz, geistliche Chor-music 1648. Uitvoering Musica Fiata en La Capella Ducale olv Roland Wilson.

Dit gezongen gebed is geen origineel lied van Luther, maar een straightforward berijming van de antifoon Pro pace… (daterend uit de zesde of zevende eeuw, lees ik op de wikipagina). Luthers berijming dateert uit 1529 (crisisjaar bij uitstek voor de hervorming van de kerk. Karel V draaide alles wat hij had toegestaan weer terug).
Sinds 1566 (publicatie van Johann Walter) wordt in de Lutherse traditie dit gebed vaak samengevoegd met het gebed voor de overheid om een ‘Gut Regiment’, d.w.z. de bede dat degenen die de autoriteit en de macht hebben ook daadwerkelijk in staat (en bereid) zullen zijn om die vrede te bewaren, c.q. te bewerkstelligen…, opdat wij – onder hun regering – een gerust en stil leven mogen leiden (citaat 1 Timotheüs 2:2). Dit dubbelgebed lijkt me een zinvolle combinatie. Zonder het tweede klinkt het eerste al gauw gratuit. En dat je een ‘gerust en stil leven kunt leiden’ omdat de overheid goed bestuurt: niet te onderschatten !

De combinatie (tweeledig motet) hoort u ook in bovenstaande opname uit de Geistliche Chor-music van Heinrich Schütz. Betekenisvol: gepubliceerd in 1648, d.w.z. in het jaar van de vrede van Westfalen/Münster, de pacificatie van de godsdienstoorlogen. Tijd om nu ook eens iets anders te leren dan oorlog (dat is snel geleerd, en moeilijk af te leren), tijd om de vrede te leren. En dat “allen die in hoogheid zijn gezeten” hun ambt en plicht verstaan èn uitvoeren. Gewoon doen.

Dick Wursten, 25 februari 2022