1 juli 1523 – in de pers

Het Nederlands Dagblad besteedde aandacht aan de 500ste verjaardag van de eerste protestantse ketterverbranding te Brussel. Zie onder.


500 jaar geleden stonden de eerste protestantse martelaren op de brandstapel.

ACHTERGROND

 1 juli 1523: op de Grote Markt in Brussel worden twee protestantse martelaren op de brandstapel gebracht. Zij zijn de eerste van zo’n twee- tot drieduizend in Nederland en België. Maarten Luther schreef er zijn eerste kerklied over.

Wim Houtman vrijdag 30 juni 2023 om 11:45

De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’
De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’ beeld aflo stock

BRUSSEL

Hendrik Vos en Jan van den Esschen heten ze, twee jonge augustijner monniken uit het stadsklooster in Antwerpen. Vier uur duurt hun terechtstelling: al die tijd krijgen ze nog om zich van hun ketterijen te bekeren; dan zijn ze vrij man.

Ze houden vol en dan komt hun einde. ‘Ik stel me voor dat ze samen aan een paal vastgebonden stonden’, zegt Dick Wursten. ‘Toen het vuur werd aangestoken, begon een van hen met ‘‘Credo in unum Deum’’ – de geloofsbelijdenis spraken ze samen verder uit, in het Latijn, zoals ze dat gewend waren. Daarna zongen ze het Te Deum, op z’n gregoriaans. Verder zouden ze ‘‘Jezus, erbarm U’’ en ‘‘Kyrie eleison’’ hebben geroepen.’

‘We weten eigenlijk vrij veel over die dag’, zegt Wursten, dominee en historicus in Antwerpen. ‘Het was een nieuwsgebeurtenis van de eerste orde. Er waren al snel ooggetuigeverslagen in omloop. ‘Het oudste, in het Duits, is vrij kort. Daarin staat niets over de houding van de martelaren. Uitvoeriger is een brief in het Latijn, gedateerd 10 juli – maar dat weet je nooit helemaal zeker. Daarin wordt verteld dat ze in volle geloofszekerheid en standvastig hun dood tegemoet gingen.

In latere jaren werd dat aangedikt: de gloed van blijdschap op hun gelaat, theologische discussies met kettermeesters, liederen die ze zongen. ‘Maar het is zeker: er was geen paniek’, zegt Wursten. ‘Ze werden bedreigd of men probeerde hen te verleiden, maar ze bleven stellig.

De hele procedure was erop gericht dat je je zou bekeren. Er werd tijd gerekt, iemand stak een lange preek af, ze trokken je priesterkleren uit. En steeds werd je gevraagd of je niet wilde herroepen. Als je maar een begin van twijfel vertoonde, werd de executie afgelast. Maar deze twee hielden vol. Ja, dan was je niet meer te redden.’

Tekst gaat verder onder de afbeelding


Op een houtsnede worden de twee martelaren met een stralenkrans afgebeeld, terwijl ze opkijken naar Jezus in de hemel – een heel katholieke voorstelling. – beeld nd

Lutherlied

Het had twee jaar geduurd. In mei 1521 was Luther veroordeeld en in de kerkelijke ban gedaan. Wursten: ‘Het Edict van Worms bepaalde dat voortaan niet alleen ketterse boeken, maar ook de ketters zelf moeten worden verbrand. In de Nederlanden liep dat niet meteen zo’n vaart. Ketters worden wel opgepakt en mishandeld of verbannen, maar ook stilletjes weer vrijgelaten. Daarna, als de Reformatie meer aanhang krijgt, wordt de vervolging opgevoerd.’

In Antwerpen verspreiden de augustijnen de nieuwe leer van Luther – hun ordebroeder uit Wittenberg. In oktober 1522 worden alle zestien monniken gearresteerd. Die zullen dan hun sympathie voor de ‘lutherye’ allemaal wel herroepen, was de verwachting. Maar deze twee doen dat niet en belanden op de brandstapel.’

Luther hoort ervan; het nieuws grijpt hem aan. ‘Ik had gedacht dat ik de eerste zou zijn die om het heilig evangelie de marteldood zou sterven, maar ik ben dat niet waardig bevonden’, zegt hij, zo vertelt Johannes Kessler, een Zwitserse reformator, die op dat moment bij hem is.

Luther schrijft een ‘brief aan de christenen in de Nederlanden om hen moed in te spreken’. En als de chef van de Inquisitie, Frans van der Hulst, het ‘succesverhaal’ de wereld in helpt dat Vos en Van den Esschen met hun laatste adem toch hun trouw aan de paus hadden beleden, schrijft Luther een lied. Zodat protestanten overal, al zingend, zich kunnen inprenten wat er echt gebeurd is: ‘Ein neues Lied wir heben an’. Hij schreef er – waarschijnlijk – zelf de melodie bij.

te weinig zelfkritiek   

‘Als katholiek kan ik er alleen maar beschaamd over zijn: dat mensen worden gedood vanwege hun ideeën’, zegt Guido Vanheeswijck. Hij is godsdienstfilosoof en sprak eind mei op een symposium in Brussel over de twee martelaren. ‘Ik zie het ook als een compleet gemiste kans. Was er in 1517 maar een paus geweest zoals in de tijd van Franciscus van Assisi – ook een rebel. Dan was de scheuring in de kerk er nooit gekomen. De nieuwe ideeën van de Reformatie hadden moeten leiden tot een open gesprek en wederzijdse correctie, om tot een beter christendom te komen.’

‘Wij kunnen ons vandaag moeilijk voorstellen hoe gevoelig religieuze opvattingen lagen in de zestiende eeuw’, zegt Vanheeswijck. ‘Die hadden met je diepste wezen te maken; als iemand daaraan kwam, werden mensen gauw emotioneel. De kritiek van de eerste protestanten op de Katholieke Kerk was volkomen begrijpelijk – dat vonden veel katholieken óók. Maar de kerkleiding stond te weinig open voor kritiek en had te weinig zelfkritiek. In plaats van te luisteren, verschanste men zich in ideologische loopgraven. En dan gaat de politieke macht zich ermee bemoeien en is er geen houden meer aan.’

Er waren zeker gematigde stemmen – Vanheeswijck noemt Pieter Gillis, de stadsgriffier van Antwerpen in die tijd, die bevriend was met Erasmus en de Engelse humanist Thomas More. ‘Maar uiteindelijk had het Habsburgse rijk van Karel V de macht. En je ziet het vandaag ook, tussen Joden en Palestijnen, of Russen en Oekraïners: als iemand de nuance zoekt en wil praten, wordt die meteen als verrader weggezet. Dan zet je je baan of je leven op het spel. En zie het dan maar eens vol te houden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij.’

‘Het gewone volk vond de executie vreselijk’, weet Vanheeswijck. Veel Antwerpenaren steunden de augustijnen en hun nieuwe leer. In februari 1522 was de populaire abt Jacob Proost gearresteerd en in september zijn opvolger Hendrik van Zutphen. ‘Toen is een groep vrouwen in opstand gekomen. Dat gebeurde in de Middeleeuwen wel vaker; dan ging het om geldgebrek of honger. Maar dit was nieuw en onverwacht: deze vrouwen hadden religieuze motieven, het ging om hun rechtvaardigheidsgevoel. Ze zijn naar het klooster gegaan, hebben de deur ingeramd en hem bevrijd. Maar hun aanvoerster, Griet Boonams, werd daarna verbannen.’

Hoe ging de kettervervolging na 1 juli 1523 verder? ‘De Inquisitie probeerde ketterverbrandingen zoveel mogelijk te voorkomen’, zegt Wursten. ‘Als het toch gebeurt, zijn het niet de deftige, luthers geïnspireerde denkers – die houden in het openbaar hun mond en ontmoeten elkaar in het geheim. Het zijn vooral doperse radicalen die op de brandstapel belanden.

Bij dopersen was de norm: als je geloof echt is, moet je daar ook openlijk van getuigen, al dreigt er vervolging. Als ze vervolgens worden opgepakt, zijn er velen die toch bang worden en hun geloof afzweren. Terug in de gemeente worden ze niet als helden ontvangen: ze hebben Christus verloochend en de zonde tegen de Heilige Geest begaan, krijgen ze te horen. Er zijn dan zelfs gelovigen die zichzelf bij de beul gaan melden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij’, zegt Wursten. En hij betreurt dat Luther die voorliefde voor het martelaarschap heeft aangewakkerd. Zowel in zijn lied als in zijn ‘brief aan de Nederlandse christenen’ haalt hij het bijbelse Hooglied aan: er breekt een nieuwe lente aan!  De antichrist is aan het werk, nu moet de wederkomst van Christus wel nabij zijn, dus ‘laten we ons met vreugde in de Heer laten doden’, schrijft hij.

Wursten: ‘Luther had ook kunnen zeggen: ‘Ik snap het wel wanneer je onder druk bezwijkt; God weet wat er in jouw hart leeft. Beter een levende hond dan een dode leeuw, zegt de Prediker.’ Dat had mensenlevens gespaard en veel mensen een slecht geweten bespaard. Want het was in de Nederlanden een tijdlang levensgevaarlijk als je sympathie voor de Reformatie liet blijken. Dus veel mensen hielden zich stil, maar voelden zich daar wel schuldig over.’

‘En nu horen Nederland en Vlaanderen bij de meest geseculariseerde gebieden van Europa.’

Die verwachting van een spoedige wederkomst gaf Luther later op. Wursten: ‘Rond 1530 gaat de Reformatie zich settelen. Het blijkt dat de keus bij de lagere overheden ligt: de keurvorst bepaalt welk geloof er in zijn gebied gekozen wordt. De Lutherse Kerk wordt in die vorstendommen de staatskerk. En Luther ontwikkelt zich van apocalyptisch profeet tot patriarch: de kerkvader van de Duitse Reformatie.

In de Nederlanden is de realiteit anders en daar sluit het calvinisme bij aan, beter dan het lutheranisme. ‘Het calvinisme kent dat hele systeem van kerkenraden, synodes, beroepingsprocedures. Dat past ook bij een ondergrondse kerk. Later, als de vervolging afneemt, komt die bovengronds en dan wordt Antwerpen een calvinistische republiek (1579-1585, red.).’

En wat deed 1 juli 1523 met de Rooms-Katholieke Kerk? ‘Op korte termijn heeft het de tegenstellingen met de Reformatie alleen maar aangewakkerd’, zegt Guido Vanheeswijck. ‘Maar op langere termijn is de Katholieke Kerk door de Reformatie beïnvloed. Ze ging net als de reformatoren veel nadruk leggen op het innerlijk, persoonlijk geloof. Maar dat moest dan wel blijken in het uiterlijke gedrag. Zo kwamen er allerlei regels en ge- en verboden centraal te staan: hoe vaak je naar de kerk moest, hoe vaak biechten, hoe vaak ter communie enzovoort. En het paradoxale is dat een streven om het geloof te verdiepen en te zuiveren, juist leidde tot nadruk op uiterlijkheden, tot vervlakking van het geloof. En dat geloof hield het niet vol, zodat de Nederlanden nu tot de meest geseculariseerde landen van Europa behoren.’

De Paasmorgen voorafgebeeld in het Hooglied

Cyrillus over het Hooglied en Maria Magdalena

Cyrillus van Alexandrië (d. 444)

Toen ik de Paaspreek aan het voorbereiden was over Maria Magdalena die ‘s morgens vroeg ronddoolt in de hof op zoek naar de Heer, moest ik denken aan de scène in het Hooglied, waar de bruid (het meisje) ‘s nachts op zoek is naar haar geliefde, door de stad dwaalt en hem niet vindt. Dan wordt ze door de wachters aangesproken, en – plots – vindt ze hem, grijpt hem vast en wil hem niet meer loslaten… Cyrillus van Alexandrië zag 1600 jaar geleden dezelfde verbanden als ik. De tekst in kwestie is Hooglied 3: 1-4 (vertaling zie onder). Het verhaal van Maria in de hof vindt u in Johannes 20: 1, 11b-18 (met de beroemde Noli me tangere scène, oneindig vaak afgebeeld). Zou de evangelist de tekst van Hooglied gebruikt hebben als matrix om zijn vertelling over Maria vorm te geven?

Hooglied 3: 1-4 (vertaald naar Septuaginta)

1. ’s Nachts in mijn bed (rustplaats) zocht ik mijn zielsbeminde.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
2. “Ik zal opstaan, rondgaan in de stad, in de straten, op de pleinen, en mijn zielsbeminde zoeken.”
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
3. De wachters vonden mij op hun ronde door de stad.
“Hebben jullie mijn zielsbeminde gezien?”
4. Nog maar nauwelijks was ik hun voorbij gegaan, daar vond ik mijn zielsbeminde. Ik greep hem vast en zal hem niet meer loslaten tot ik hem gebracht heb in het huis van mijn moeder, in de kamer van haar die mij baarde.

Commentaar van Cyrillus op Hooglied 3, vers 1: Op mijn bed, ‘s nachts zocht ik mijn geliefde

Patrologia Graeca, vol. 69, kolom 1285 – werken van Cyrillus van Alexandrië – fragmenten uit een toelichting op het Hooglied. Ook opgenomen in PG 87/2, kolom 1620 (catena op het Hooglied van Procopus van Gaza = bloemlezing samengesteld dor Procopus)

Nederlandse vertaling

De Griekse tekst heb ik vertaald. De citaten uit Hooglied 3 zijn onderlijnd. Ik heb ook de impliciete Schriftcitaten geëxpliciteerd. NB: Zowel in het Latijn als Grieks zijn de gebruikte woorden voor ‘bed’ en ‘graf’ breder/meerduidiger.
Koitè (cubicule of lectum) = rustplaats (kan het bed zijn, maar ook de ruimte).
Mnèma (monumentum – woordstam is identiek: gedenken) = gedenkteken, tombe.

Luisteren we even naar Cyrillus:

… Het gaat hier over de vrouwen die zeer vroeg op de Sabbath naar de tombe van Jezus zijn gegaan, en hem niet hebben gevonden. – ‘Op de rustplaats of ‘vanuit de rustplaats’: ‘haar rustplaats‘, zo noemt ze de graftombe van de Heer waarin wij met hem begraven zijn (Rom 6,4). Maar zij vond hem niet maar hoorde daarentegen: “Hij is hier niet, want hij is opgestaan.” (Lk 24,6).  En de wachters-engelen vonden haar, aan wie zij vroeg: “Waar hebben jullie de Heer gelegd?” (Joh 20,15). En terwijl zij de ondervraagden voorbijging, verscheen de Heer zeggend: “Gegroet” (Mt 28,9). Daarom zegt ze: ‘Nauwelijks was ik hen voorbijgegaan en ik vond hem, en ik liet hem niet meer los‘ (=Hgl 3:3,4). Want zij greep zijn voeten vast, en zij hoorde: “Houd mij niet vast”. (Joh 20,17 – nvdr: voeten = conflatie met Joh 12,3). Het ‘huis van de moeder‘ (=Hgl 3,4), zo noemt hij de samenkomst (synagoge in het Grieks) van de apostelen, waarheen hij haar zond om de blijde boodschap te brengen van Christus’ opstanding. (Joh 20,18)

Dick Wursten, Pasen 2023

Paasoratorium (Johannes 20) – Willem Ceuleers, opus 1000

Libretto

Openingskoor

            Halleluja.
            Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft:
            laten wij juichen en ons daarover verheugen!
            Halleluja.

Lezing (Johannes 20) – afgewisseld met verzen uit O filii et filiae           

O filii et filiae (Jean Tisserand, d. 1494)
vertaling: J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena ‘s morgens vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen van het graf weggerold was. Ze snelde daarom vlug naar Simon Petrus heen en naar de andere leerling, die Jezus beminde, en zei hun: men heeft de Heer uit het graf weggenomen en wij weten niet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen gingen Petrus en de andere leerling op weg en begaven zich naar het graf. Ze waren samen vertrokken, maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf.

De drie Maria’s daalden af
vroeg in de schemer naar het graf,
met zalf, waar elk haar liefde in gaf. Halleluja.

Door Magdalena’s angstig woord
zijn twee discipelen aangespoord
en haastten ademloos zich voort. Halleluja.

Johannes is over het veld
sneller dan Petrus voortgesneld,
om zelf te zien wat werd vermeld. Halleluja.

Hij bukte zich voorover en zag het lijnwaad liggen; maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus achter hem aan, ging het graf binnen en zag het lijnwaad liggen, met de zweetdoek, die zijn hoofd bedekt had; deze lag niet bij het lijnwaad, maar afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling binnen, die het eerst bij het graf aangekomen was; en hij zag en geloofde. Want zij begrepen de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. Toen keerden de leerlingen naar huis terug.

Maar Maria bleef buiten bij het graf staan wenen. Terwijl zij weende, bukte zij zich voorover in het graf en zag er twee engelen zitten in witte gewaden, één aan het hoofd- en één aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had. Ze zeiden haar: Vrouw, waarom weent ge? Ze zei hun: Omdat men mijn Heer heeft weggenomen en ik niet weet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen ze dit gezegd had, keerde ze zich om en zag Jezus staan; maar ze wist niet, dat het Jezus was. Jezus sprak tot haar: Vrouw, waarom weent ge? Wie zoekt ge? Menend, dat het de tuinman was, zei ze Hem: Heer, als gij Hem hebt weggehaald, zeg me, waar ge Hem hebt neergelegd, dan zal ik Hem wegdragen. Jezus zei haar: Maria! Ze keerde zich naar Hem toe en zei in het Hebreeuws: Rabboeni! – dat wil zeggen: Meester!

Jezus sprak tot haar: Houd Mij niet vast; want Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn en uw Vader, naar mijn en uw God. Maria Magdalena ging aan de leerlingen zeggen: Ik heb de Heer gezien! en wat Hij tot haar gezegd had.

De vrouwen, naar het graf gegaan,
zegde een witte engel aan,
dat nu de Heer was opgestaan. Halleluja.

In de avond van diezelfde dag, de eerste dag van de week, toen de deuren van het huis, waar de leerlingen zich bevonden, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen: Vrede zij u!

Aan de discipelen bijeen
was ‘t Christus zelve die verscheen
en vrede wenste als voorheen. Halleluja.

En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijde. De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer. En opnieuw zei Hij hun: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij over hen en sprak: Ontvangt de Heilige Geest. Van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven; van wie gij de zonden niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven. Maar Thomas, één van de twaalf, ook Didymus genaamd, was niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem dus: Wij hebben de Heer gezien.  Maar hij zei hun: Zolang ik in zijn handen de wonden van de nagels niet zie en mijn vinger niet op de plaats van de nagels leg, en mijn hand niet in zijn zijde steek, geloof ik het niet.

‘t Bericht werd Thomas ook gedaan.
Hij hoorde het vol twijfel aan
dat Jezus zou zijn opgestaan. Halleluja.

Acht dagen later waren zijn leerlingen daarbinnen weer bijeen en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste Zich in hun midden en zei: Vrede zij u! Daarna sprak Hij tot Thomas: Leg uw vinger hier en bezie mijn handen; steek uw hand uit en leg ze in mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig! Thomas gaf Hem ten antwoord: Mijn Heer en mijn God!

Zie, Thomas, mijn doorboorde zij,
mijn handen, voeten allebei,
en twijfel niet, geloof in Mij’. Halleluja.

De wond van spijker en van speer
zag hij en twijfelde niet meer,
maar stamelde: mijn God en Heer. Halleluja.

Jezus sprak tot hem: Gelooft ge, omdat ge Mij gezien hebt? Zalig zij, die niet zien en toch geloven!

Zalig wie niet getwijfeld heeft,
niet ziet en toch zich overgeeft,
zijn deel is dat hij eeuwig leeft. Halleluja.

Nog veel andere tekenen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen gesteld, die niet in dit boek opgetekend werden. Maar deze werden opgetekend, opdat ge geloven moogt, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en opdat ge, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn naam.

Wij vieren ‘t feest van Pasen weer,
en brengen alle lof en eer
aan onze opgestane Heer. Halleluja.

Voor alles wat Hij heeft gedaan
roepen wij God ootmoedig aan,
nu onze Heer is opgestaan. Halleluja.

Slotkoor

God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus.
Victoria!

Understanding Bach’s Saint Matthew’s Passion: three clues

Three classic typologies one has to know, to understand the opening Chorus of the SMP, and the role of the dramatis personae in the Passion. All three are neatly presented to the attentive listener in the Opening Chorus. They refer to Christ and suggest an interpretation of the events that will be told in the ‘Passion’:
The Lamb
the Groom (+ Bride[smaids], the daughters of Sion)
Isaac, Abraham’s son.

Come, ye daughters, help me lament,
Behold! Whom? The Bridegroom.
Behold him! How? Like a lamb.
O lamb of God, innocent
slaughtered on the stem of the cross,
Behold! What? Behold his patience.
always found patient,
although you were despised.
Behold! Where? Behold our guilt.
you have borne all sin,
otherwise we would have to despair.
Behold Him, out of love and graciousness,
Himself carrying the wood of the cross.
Have mercy on us, o Jesus!
Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen,
Sehet – Wen? – den Bräutigam,
Seht ihn – Wie? – als wie ein Lamm!
O Lamm Gottes, unschuldig
Am Stamm des Kreuzes geschlachtet,
Sehet, – Was? – seht die Geduld,
Allzeit erfunden geduldig,
Wiewohl du warest verachtet.
Seht – Wohin? – auf unsre Schuld;
All Sünd hast du getragen,
Sonst müßten wir verzagen.
Sehet ihn aus Lieb und Huld
Holz zum Kreuze [selber] tragen!
Erbarm dich unser, o Jesu!
  1. the Paschal Lamb, sacrificial animal, slaughtered at Pesach. Its blood rescued the Israelites from the Angel of Death, ushering in the Exodus. In Christian theology this imagery is incorporated in Christ when he is called the Agnus Dei qui tollis peccata mundi (German choral: O Lamm Gottes unschuldig).
  2. Jesus as the Bridegroom, whose fate is bemoaned by the women along the road (Gospel of Matthew). These women are addressed by Jesus as the Daughters of Sion/Jerusalem. They are invited to help telling the story of Jesus’ passion correctly. It’s a reference to the friends of the girl/Bride, the bridesmaids from the Song of Songs, The allegorical reading of this Bible Book was quintessential to the Spirituality of the (Lutheran) Church. There is also a reference to the parables of the bridesmaids waiting for the Groom to arrive. The Bride has a twofold reference:
    A. Community of Believers (collectivum), the Church;
    B. The Soul of the believer (individual)
  3. Isaac, Abraham’s son, carrying the ‘wood’ for his own sacrifice (typos of Christ carrying his cross), also quoted for his willingness to comply with his F(f)ather’s command, to be sacrificed.

Guy Ropartz Ps. 136 (137) – Assis sur les berges du fleuve… (1897), voor koor, orkest en orgel

THEMA: Voor alles is er een tijd… , ook voor vergelding?

Zondag 12 maart 10u
– Protestantse kerk aan de Lange Winkelstraat 5, te Antwerpen.
Koor en Orkest van de Brabantse Olijfberg (KOBO), o.l.v. Willem Ceuleers, die ook de partituur aanpaste zodat het werk uitvoerbaar werd.
– Toelichting en bezinning door Dick Wursten.

Als in geen andere psalm worden in Psalm 137 gevoelens van vervreemding èn woede verwoord. By the rivers of Babylon, there we sat down, and there we wept, when we remembered Sion… De Israëlieten zijn gedeporteerd, en er is geen uitzicht op terugkeer. Ze hebben de lier aan de wilgen gehangen. Zing een lied voor ons, brullen de Babylonische beulen hen toe, Een lied van Sion ! Zie ze staan grijnzen. Wraakroepend is het! De toon van de Psalm verandert. De klacht wordt een schreeuw tot God, om vergelding. En de taal is kras, zo rauw als de rouw (om verloren verleden, mensen en dingen)

Tijdens de viering zal dr. Dick Wursten op dit onderwerp nader ingaan. Is er in het christendom plaats voor dit soort gevoelens? En wat dan met ‘hebt uw vijanden lief’ en ‘de andere wang toekeren’ en zo…? [bezinningstekst kunt u hier nalezen]

De toonzetting van Ropartz confronteert de luisteraar èn uitvoerend musicus met deze vraag. Je kunt er niet omheen!A mort! laat Ropartz zingen, want zij hebben het ons ook aangedaan! Seigneur, Seigneur, hebt u het niet gezien, doe er wat aan! De toonzetting brengt dit alles tot leven in een symfonisch muziekstuk voor koor, orkest en orgel, met een kloppende hartslag als ritme… meteen in de eerste noten van de bassstrijkers gezet, vol harmonische en ritmische verrassingen. Een gevoelsdrama in muziek.

tekst en vertaling: zie hier

Guy Ropartz (1864-1955)

(Joseph-)Guy Ropartz (1894-1955) was een Franse componist, geboortig van Bretagne. Zowel dichterlijk als muzikaal begaafd. Hij heeft na z’n studies in Parijs (o.a. bij César Franck! – u hoort het in dit muziekstuk) z’n actieve beroepsleven doorgebracht aan de andere kant van Frankrijk. Hij was directeur van het conservatorium in Nancy , en heeft deze stad echt op de muzikale kaart gezet. Na Wereldoorlog I wordt hij directeur van het conservatorium van Straatsburg. Eens met pensioen (1929), keert hij echter terug naar z’n geboortestreek, waar hij in 1955 overlijdt. Hieronder ziet u hem aan het werk in zijn bureau te Nancy in 1912. De man met pijp herkent u: zijn goede vriend: de violist Eugène Ysaÿe.

Een pre-apocalyptisch levensgevoel?

In 1904 werd de Psalm die wij zondag 12 maart in de Brabantse Olijfbergkerk zullen horen uitgevoerd als voorprogramma van een bijbels oratorium van Saint-Saëns: Le déluge… de zondvloed. De Psalmzetting deelt met Saint-Saëns het gebruik van de orgelsound als zuil, maar dit geheel terzijde.

God in een notedop

  • God is een persoon in het verhaal dat de mens over zichzelf vertelt.
  • Alleen in die zin bestaat hij.
  • Het onderwerp van die laatste zin is zowel God als mens.

Ach, die predikanten … !

Willem Barnard aan het woord…

Wanneer het gaat over de ‘bediening des Woords’ denkt men meestal aan de ‘preek ‘, de toespraak van een predikant. En ach, die predikanten! Ze zijn ook maar bloedjes van mensenkinderen, zelden loopt er een chrysostomus, een ‘guldenmond’ tussen! Maar waarom zouden wij uitsluitend of zelfs in de eerste plaats denken aan préken als het om die ‘bediening’ gaat?

Voordracht van de Schriften, dat is primair; en uitleg erbij, bescheiden terzijde, verbindende tekst, vingerafdrukken in de marge, dat is de ambachtelijke opdracht van de theoloog!

Maar àls die Schriften dan eens zo naar voren zouden komen, dan zou meteen blijken hoe onontbeerlijk in de gemeente het dichterschap is. Want poëzie is het grootste deel van de bijbel en waar het niet formeel herkenbaar als poëzie afgedrukt staat, is nog de manier van zeggen, ja de manier van denken beeldend, zodanig als in onze cultuur alleen nog bij dichters gevonden wordt. En daarom is geen enkele theorie over ambten of diensten voor mij overtuigend, die niet volmondig spreekt over de dienst van de dichter, het ambt van de voordracht, de musische taak van cantor en lector, vertaler en vertolker ! […] En dikwijls is het ook een zaak van gezamenlijk ter hand (ter keel!) genomen vertolking bij monde van een lied. Het gaat van oudsher in de kerk zingend toe. Het gaat sinds de hervorming in een groot deel van de kerk toe met zang van allen, in koraal, in samenzang. Maar tot nu toe was vaak dat gezang een uiting van vroomheid veeleer dan een inning van geloof. En wij zingen niet in de eerste plaats omdat we pneuma te véél hebben, Geest in volheid, maar omdat we adem te kort komen en al zingende met volle teugen ons het geloof te binnen brengen, herinneren! – Daarom spreek ik met nadruk in dit verband ook over de dienst van het lied, want dat is een mogelijkheid om samen, eenstemmig of in beurtzang, de Schrift te openen, het Woord te bedienen, deel te nemen aan die hoogheilige taak waar meestal in het enkelvoud over gesproken wordt, de taak van verbi divini Minister. Ik kan dáár niet over spreken zonder meteen te spreken over de dienst van het lied. Het lied is een vorm van ‘bediening des Woords’. Als het dat niet is, hoeft het voor mij niet in de kerk. […] Het is niet omdat ik zelf één van het taalambacht ben, dat ik dit zeg. Maar ik merk het telkens weer: mijn geloofsvorm is (wat Frits Mehrtens noemde): zingend geloven.

bron: Willem Barnard, ‘De dienst van het lied’ in Op een zuil zitten. Essays (Haarlem: 1973), blz. 138-40.

Sinxenfoor anno 1576

Dit kleine psalmboekje (het origineel bevindt zich in Leiden, coll. Bibliothèque Wallone) werd in 1576 in Genève gedrukt. Het zijn de 150 berijme Psalmen. Op zich niets bijzonders, maar wel de ‘calendrier’, die erbij gevoegd is, en waarvan u de laatste pagina ziet:

Aucunes foires de France et autres pays

En dan inzoomen op de laatste groep: ‘Les foires d’Anvers’.
En daar ‘la Premiere’.

De Sinxenfoor

Er zijn nog zekerheden in het leven. (Alleen begon de foor toen pas ‘s dindags na Pinksteren, en wat het natuurlijk geen kermis, maar een ‘foor’, een markt)

Zonder Luther geen Bach (concert-lezing)

De ontwikkeling van de kerkmuziek van Luther tot Bach aan de hand van bekende Lutherse koralen.

13 mei (20u) – try out – Antwerpen – Brabantse Olijfberg (vrije bijdrage)
20 mei (20u) Herentals (sint-Waldetrudiskerk) €15/€12vvk
http://www.heiligehuisjes.be/evenement.php?id=ZonderLutherGeenBach

Dick Wursten vertelt het verhaal van de ontwikkeling van de kerkmuziek in de 16de en 17de eeuw. Organist Willem Ceuleers illustreert dit verhaal op het Walcker-orgel van de Brabantse Olijfbergkerk te Antwerpen aan de hand van een aantal koralen die zowel qua tekst als muziek sprekend zijn.

PROGRAMMA

1.   LUTHER EERSTE GEESTELIJKE LIED: Nun freut euch lieben Christen g’mein
(ballade; zingende evangelieverkondiging)
– Matthias Weckman (1616-1674)
– Johann Sebastian Bach: BWV 734

2.   BEWERKING VAN LATIJNSE HYMNE: Veni Creator Spiritus / Komm, Gott, Schöpfer, Heiliger Geist
– Hans Buchner (1483-1538)
– Johann Sebastian Bach (1685-1750) BWV 667 (Leipziger Choräle)

3.   STROPHISCHE BERIJMING VAN EEN PSALM: Ach Gott vom Himmel sieh darein
– Johann Pachelbel (1653-1706)
– Helmut Walcha (1907-1991): (uit ’25 Choralvorspiele’, 1954)

4.   LIED VOOR DE KINDEREN BIJ KERST (Ballade): Vom Himmel hoch da komm ich her
– Heinrich Scheidemann (1595-1663)
– Johann Sebastian Bach, BWV 606 (Orgelbüchlein)

5.   CATECHISMUSLIED: Dies sind die Heiligen zehn Gebot
– Johann Sebastian Bach: BWV 678 (Clavierübung III, grote orgelmis)
– Marcel Dupré (1886-1971): opus 28 nr. 20 (1932)

6.   NA LUTHER:
Wachet auf, ruft uns die Stimme tekst en melodie: Philipp Nicolai (1566-1608)
– Johann Sebastian Bach BWV 645 (Schübler Choräle)
Schmücke dich, o liebe Seele – Johann Franck (1618-1677) melodie: Johann Crüger (1598-1662)
– Johannes Brahms (1833-1897), opus 122 nr. 5 (1896) in Antwerpen
– Johann Sebastian Bach BWV 654 (Leipziger Choräle) in Herentals
Nun danket alle Gott – Martin Rinckart (1586-1649) melodie: Johann Crüger (1598-1662)
– Sigfrid Karg-Elert (1877-1933) uit ‘Choral-Improvisationen’, 1909 opus 65 nr. 59

Een lied met Blaise Pascal in het achterhoofd

O liefde die verborgen zijt (gezang 176)

Dit lied heeft de dichter J.W. Schulte Nordholt zonder directe aanleiding geschreven, ‘gewoon als dagelijkse krantenlezer, en met de vermaarde tekst van Pascal in gedachten: Jésus sera en agonie jusqu’à la fin du monde: il faut pas dormir pendant ce temps-là., aldus zijn toelichting bij de publicatie ervan in het Liedboek voor de kerken (1973 – Compendium). Dit is één van de bezinningszinnen uit Le Mystère de Jésus, opgenomen in de ‘Pensées’ – fr. 749. De hele tekst – een meditatie, bijna liturgisch – kunt u elders op deze site nalezen. Het wel vaker gezongen lied van E.L. Smelik (Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen) is zelfs te lezen als een liedmeditatie bij Pascals’ tekst: gezang 180 (Liedboek voor de kerken, 1973)

Omdat dit lied als gezang 176 in het Liedboek wat staat te verkommeren (ik vermoed vanwege de onbekende en niet erg inspirerende melodie) heb ik er maar eens een andere melodie onder gezet, die van de bekende ‘Avondzang’. Heel klassiek, heel passend ook.

De tekst is één van de beste liederen die deze belezen en bescheiden dichter (door Herman De Coninck ooit waarderend een ‘minor poet’ genoemd) ons heeft nagelaten.

O Liefde die verborgen zijt
in diepe stilten eeuwigheid,
erbarm U over ons bestaan,
het wordt verraden en verdaan.

Hoe acht’loos in ons midden wordt
het kostbaar mensenbloed gestort
en in het onbarmhartig licht
het kruis des Heren opgericht.

De minsten van de mensen zijn
daar uitgestrekt in angst en pijn.
Tot aan het eind der wereld lijdt
Christus in hun verlatenheid.

O Liefde uit de eeuwigheid
die met ons mens geworden zijt,
wij bidden, laat ons niet alleen
in al het duister om ons heen,

opdat ook wij o Heer U niet
verlaten in uw diep verdriet
maar bij U zijn in al de pijn
waarmee de mensen mensen zijn.


Tekst: J.W. Schulte Nordholt
Melodie: Christe die du bis dach end licht