Slotwoord (na drie keer een verhaal uit Genesis)
Beste mensen, ik weet niet of u dat nu ook hebt, maar eigenlijk heb je als je deze verhalen zo leest helemaal niet het gevoel dat je een ‘Heilig’ Boek aan het lezen bent. Zeker het verhaal van vandaag (de bruidswerving door Eliëzer, de ontmoeting bij de bron met Rebekka, de uitwuivende familie…) is zo gewoon, menselijk, uit het (toenmalige) leven gegrepen. Ontroerend ook, zeker aan het slot: “En zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder”.
Wie schrijft nu zulke verhalen? Wiens ‘stem’ hebben we daar nu gehoord?
Ja, ik weet: vroeger was dat Mozes (‘de vijf boeken van Mozes’ heetten de eerste vijf boeken vroeger. En in het Duits worden ze nog steeds zo aangeduid – met dank aan Luther). En je had natuurlijk ontzag voor de tekst. En die klonk ook zo plechtig in die statige Statenvertalingtaal, galmend vanaf de kansel, of met eerbied voorgelezen aan tafel. Maar eigenlijk is dat gezichtsbedrog, of beter: gehoorsbedrog. In het boek Genesis klinken namelijk vele stemmen en die hebben ook allemaal hun eigen toon, een eigen stijl. Pas in een later stadium zijn deze teksten verzameld, deels herschreven, geredigeerd en samengevoegd met soortgelijke verhalen (en daarbij soms verhaspeld (sorry)), maar ook dan kun je nog steeds de ‘stem’ van bepaalde auteurs herkennen eens je meer met de teksten vertrouwd bent.
De meest opvallende stem is tevens de oudste. Een menselijke, betrokken toon klinkt erin door. De verteller blijft dicht bij de aarde, bij het lichaam, en – dus – bij de gevoelens van de protagonisten. Ook aan God schrijft deze verteller ‘mensachtige’ gevoelens toe (Antropomorfisme). Hij is er een meester in om met enkele penseelstreken een toneel te schetsen, een sfeer te creëren. Wetenschappers noemen die auteur al meer dan een eeuw “J” (afkorting van de ‘Jahwist’ omdat deze verteller gewoonlijk God aanduidt met de Godsnaam JHWH). Tegenwoordig wordt deze ‘bron’ zelf meestal weer opgedeeld in meerdere subbronnen en zal men niet meer zo massief over ‘J’ spreken als een eeuw geleden (Ja, zo oud is dat inzicht al). De oudste en bekendste verhalen (bijna alle oer-verhalen – paradijs, kaïn en abel, zondvloed, toren van babel) worden (ook) aan hem toegeschreven.
Geïnteresseerd in de ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament? Ik heb op een aparte pagina wat achtergrondinfo bij elkaar gezet.
Welnu: in 1990 verraste Harold Bloom (eminent taalgeleerde, beetje de literatuurpaus van Amerika) de wereld met enkele artikelen waarin hij suggereerde dat deze “J”, door wiens teksten (verhalen) hij al jarenlang geboeid was, een vrouw moet zijn geweest. Het is natuurlijk nooit te bewijzen – dat weet hij ook wel: het is speels, tongue in cheek – maar hij doet eigenlijk gewoon een voorstel tot een denk/leesoefening: Lees die verhalen nu nog eens en stel je voor dat daar een vrouw uit de tijd van David en Salomo achter zit, erudiet, zeker; eentje die wel weet wat erin de wereld te koop is. En als je in de tijd van David en Salomo in Jeruzalem hebt rondgelopen, dan heb je veel gezien, veel meegemaakt… soms himmelhochjauchzend, maar vaak zum Tode betrübt.
Wat gebeurt er dan? Welnu – zegt Bloom – bepaalde eigenaardigheden vallen dan opeens op hun plaats, en andere elementen uit de verhalen krijgen plots reliëf. Het valt dan bijv. op hoeveel ‘sterke vrouwen’ er in die verhalen voorkomen: Sara die Hagar wegjaagt. Abraham kan er weinig tegenin brengen. Hij is zelfs een beetje bleekjes, vergeleken met haar. Ja, de mannen komen er in veel van die verhalen niet zo goed af… En Rebekka – in ons verhaal: hoe lieflijk en inschikkelijk ze ook is, daar zit een ‘sterke wil’ onder. En u weet wat ze later doet, als de zegen uitgesproken moet worden over haar beide zonen, Jakob en Ezau. En iets verderop in Genesis (h. 38) een ongehoord verhaal over hoe een verworpen vrouw, kansloos in die tijd, Tamar heet ze, niet rust voor ze haar recht gehaald heeft against all odds . Een verhaal om u tegen te zeggen, en dat in zo’n oud boek.
Enfin, alle gekheid op een stokje (maar zo gek vind ik het niet): wat overeind blijft na onze eerste verkenningstocht door de bijbel als boek, is dat in die oeroude verhalen, zoals ze overgeleverd af en toe een zeer lucide en begaafd verteller aan het woord is. En mocht haar tekst niet in stukken zijn geknipt en verspreid over het geheel, vermengd met mindere teksten, dan zou het ‘boek van J’ zoals Bloom dat verloren gegane werkt noemt… samen met de Ilias van Homeros, de tragedies van Aeschylus en Hamlet van Shakespeare bovenaan de internationale canon van de wereldliteratuur prijken.
’t is maar dat u het weet.