Augustinus’ cogito ; ‘Ik word misleid, dus besta ik’

Fallor, ergo sum

In een passage uit De civitate Dei (ca. 420) schrijft Augustinus een aantal zinnen die moderne lezers direct doen denken aan Descartes’s cogito, ergo sum. Hieronder het originele citaat. Eerst de context. Augustinus begint die passage met de vaststelling dat hij er volledig zeker van is dat hij a. bestaat (esse me) en b. dat hij dat weet (idque nosse) en c. dat hij daarvan geniet (amare). De argumenten van de skeptici (in Augustinus’ tijd waren dat de ‘Academici’) dat dat allemaal helemaal niet zeker is omdat zintuigen vaak bedrieglijke info verschaffen, vindt hij niet bepaald indrukwekkend. Immers: zelfs als je door je zintuigen bedrogen wordt, dan nog veronderstelt dat dat er een ‘jij’ is dat bedrogen wordt. Zelfs als je je vergist, dan nog is er een subject dat zich vergist; en ookal zou het object van zijn kennis incorrect zijn, dan nog zou de blijdschap die hem dat foutieve inzicht verschafte, reëel zijn. Dus niet ‘cogito, ergo sum, maar ‘fallor, ergo sum’ (= ik word misleid, ik vergis me: dus ik besta)

Nulla in his veris Academicorum argumenta formido, dicentium : quid si falleris ? Si enim fallor, sum. Nam qui non est, utique nec falli potest, ac per hoc sum, si fallor. Quia ergo sum si fallor, quomodo esse me fallor, quando certum est me esse, si fallor? »

De civitate Dei, XI, 26.

Ik ben niet onder de indruk van de argumenten van de Academici tegen deze waarheden als ze zeggen: ‘Wat als je je vergist (= misleid of bedrogen door je zintuigen)? Want: als ik word misleid dan besta ik. Wie niet bestaat, kan niet misleid worden; ik besta dus als ik misleid word. En omdat ik besta als ik misleid word, hoe kan ik dan misleid worden als ik zeker weet dat ik besta.

Niet slecht zo … ruim een millennium voor René Descartes.