Veni sancte spiritus…

Sequens voor het Pinksterfeest

Tekst (Latijn – Nederlands)

Veni, Sancte Spiritus,
et emitte caelitus
lucis tuae radium.


Veni, pater pauperum,
veni, dator munerum,
veni, lumen cordium.
Kom o Geest des Heren kom
uit het hemels heiligdom,
waar Gij staat voor Gods gezicht.

Kom der armen troost, daal neer,
kom en schenk uw gaven, Heer,
kom wees in de harten licht.
Consolator optime,
dulcis hospes animae,
dulce refrigerium.


In labore requies,
in aestu temperies,
in fletu solatium.
Kom o Trooster, Heil’ge Geest,
zachtheid die de ziel geneest,
kom verkwikking zoet en mild.

Kom o vrede in de strijd,
lafenis voor ‘t hart dat lijdt,
rust die alle onrust stilt.  
O lux beatissima,
reple cordis intima
tuorum fidelium.


Sine tuo numine,
1
nihil est in homine,
2
nihil est innoxium.
Licht dat vol van zegen is,
schijn in onze duisternis,
neem de harten voor U in.

Zonder uw geheime gloed
is er in de mens geen goed,
is de ziel niet rein van zin.  
Lava quod est sordidum,
riga quod est aridum,
sana quod est saucium.


Flecte quod est rigidum,
fove quod est frigidum,
3
rege quod est devium.
Was wat vuil is en onrein,
overstroom ons dor domein,
heel de ziel die is gewond,

maak weer zacht wat is verstard,
koester het verkilde hart,
leid wie zelf de weg niet vond.  
Da tuis fidelibus,
in te confidentibus,
sacrum septenarium.


Da virtutis meritum,
da salutis exitum,
da perenne gaudium.
Geef uw gaven zevenvoud,
ieder die op U vertrouwt,
zich geheel op U verlaat.

Sta ons met uw liefde bij,
dat ons einde zalig zij,
geef ons vreugd die niet vergaat.
Nederlands: J.W. Schulte Nordholt (1920-1995). Liedboek gezang 238

Achtergrondinformatie

Deze sequens stamt waarschijnlijk uit het eind van de 12de eeuw. Als dichter/auteur wordt vaak paus Innocentius III genoemd, hoewel Britse hymnologen de kandidatuur van Stephen Langton (aartsbisschop van Canterbury) blijven verdedigen. Reeds in 1915 heeft C. Blume in de reeks Thesaurus Hymnologicus, vol 54. 4 quasi alle manuscripten opgesomd en varianten opgelijst. Verrassend weinig overigens. Er is één moeilijk vers (Sine tuo numine…). De varianten staan in de voetnoot. Het is – niet toevallig vermoed ik – ook het vers dat het lastigst te vertalen is. De strekking is op zich wel duidelijk: “Zonder uw goddelijke aanwezigheid heeft de mens geen bestand, en/of kan wat hij doet het licht niet verdragen, is er geen sprake van onschuld.” Blume heeft een voorkeur voor numine en lumine als originele lezing, maar de tekstgetuigen zijn niet doorslaggevend. Hij noemt het de lectio difficilior, maar daarover valt te twisten. Mij valt vooral op dat er ook manuscripten zijn waarin de niet volmaakt rijmende combinatie ‘numine – homine’ voorkomt. Die heeft mijn voorkeur, want latere generaties zullen de neiging hebben gehad zo’n onvolmaakt rijm te ‘verbeteren’. Het omgekeerde is niet echt voorstelbaar (lectio difficilior). Dus: Zonder uw goddelijke aanwezigheid , wordt het niets met de mens, is onschuld ver te zoeken. Die heb ik dan ook als Latijnse tekst afgedrukt.

Veni Sancte Spiritus, met muzieknotatie. British Libary, coll. Sloane 1580. ff 152v-153. Datering: eerste helft van de 13de eeuw.

Muziek: Heinrich Schütz (SWV 475)

Veni Sancte Spiritus. H. Schütz, SWV 475.

Sequens : ritmisch proza

Een sequens is oorspronkelijk een gebed in ritmisch proza – Latijn: ‘Prose’, dat volgt op een andere vaste liturigsche tekst (bijv. op een alleluia-vers, of een lezing of een gebed). Hoe ‘jonger’ de sequens hoe meer de strakke versvorm zich meldt: het onderscheid met een strofische hymne vervaagt. Bloeiperiode tussen ca. 800-1250. Grote naam: Notker Balbulus van Skt. Gallen, overleden 952. Deze sequens is overigens niet van hem. Ze volgt in de liturgie op het Alleluia vers van Pinksteren: ‘Veni Sancte Spiritus, reple tuorum corda fidelium etc.’. De tekst borduurt daarop voort (ontleent ook z’n inspiratie daaraan). Logisch: ‘sequens’. Ook is de verwantschap met de oud-kerkelijke hymne ‘Veni Creator Spiritus’ met handen te tasten. De sequens mag als ‘krachtige tekst’ zonder meer geslaagd genoemd worden. Ze klinkt bezwerend, gebruikmakend van de kracht van de herhaling: Veni (kom), Da (geef). En het vaste eindrijm (-ium). En dan die bijna extatische aanroeping, lofprijzing van de geest als Lux beatissima. Een climax…, die natuurlijk een contrastervaring oproept: het besef dat – in dat stralende licht bezien – de mens maar schamel is, nietig, niets. Op haar beurt weer gevolgd door 6 iso-ritmische smeekgebeden. Lees die regels maar eens hardop en hoor hoe de scansie je pakt.

Auteur: Innocentius III of…

Als auteur (dichter) van deze sequens wordt vaak Paus Innocentius III (overleden 1216) genoemd. Sommige Britten claimen dat het Stephen Langton (Aartsbischop van Canterbury, overleden 1228, lang in ballingschap in Frankrijk) moet zijn geweest. Sommige recente onderzoekers achten zelfs beiden mogelijk. Beide pretendenten waren goede vrienden. Tsja. Naar mijn mening neme men in oud-kerkelijke teksten zulke toewijzingen altijd met de nodige korrels zout. Biografen in de Middeleeuwen waren hagiografen. Historici waren ‘verhalen vertellers‘ (zoals Herodotus). Men geeft de mooiste verhalen (legendes) door, niet perse de ‘waar-gebeurde’ (de obsessie daarmee is recenter dan menigeen denkt). Men deed dat niet om te bedriegen of te liegen, dat zij verre! Neen, om te stichten, op te bouwen. Voor een Middeleeuwer kan een uitnemende vrome tekst enkel afkomstig zijn van een uitzonderlijk vroom mens. Heilige liturgisch teksten: ze kunnen enkel geschreven zijn door een heilige (man of vrouw). En – zo denk ik dan – om bepaalde teksten in de missalen te krijgen, kan een hoge autorisatie geen kwaad.5 De anecdote over het ontstaan van deze sequens gaat alsvolgt: Abt Ulrich van St. Gallen babbelt in Rome met paus Innocentius. De toenmalige sequens van Notker voor Pinksteren ‘Sancti spiritus adsit nobis gratia’ komt ter sprake. De paus bekent aan Ulrich dat hij zelf ook een sequens voor Pinksteren heeft geschreven en hij haalt de tekst van het Veni sancte Spiritus tevoorschijn. The rest is history… Zoals bij een goed verhaal past: Dit zou gebeurd kunnen zijn. Abt Ulrich en Innocentius kenden elkaar. Sterker nog: In 1215 was Ulrich in Rome voor het 4e Lateraans concilie. Dan zou hij met Pinksteren 1216 de paus hebben kunnen gesproken. En toeval of niet: Zo rond die tijd begint de sequens aan z’n triomftocht. Het klinkt best aannemelijk, vindt hymnoloog Blume ook (op wiens weergave van de feiten ik mij baseer).6 Wat hij zich niet realiseert is dat een goede legende ook z’n best doet om aannemelijk te lijken. Dus laten we voorzichtig blijven. En het is wel toevallig dat weer net de abt van St. Gallen de eer krijgt… Het klooster wordt er nog roemrijker door dan het al was. Belangrijk tegen-argument: Enkele van de oudste overgeleverde versies bevinden zich in manuscripten die teruggaan tot de late 12de eeuw (!), dus ruim voor de ontmoeting tussen Innocentius en Ulrich. En dat is een gedocumenteerd feit. Ook een feit: Deze sequens heeft de oudere pinkstersequens van Notker totaal verdrongen.7 En wat ik in het begin reeds zei: ‘een uitzonderlijke tekst moet wel geschreven zijn door een uitzonderlijk mens’, zo meende men. Terwijl het in werkelijkheid misschien wel een gewone monnik was in het klooster van Moissac, waar ooit iemand de tekst noteerde in een reeds in gebruik zijnd troparium…

Chapiteaux de l'Abbaye de Moissac
kapitelen in de kloostergang van de abdij van Moissac

De Antifoon

Oh ja, de sequens is natuurlijk geïnspireerd door de (oudere) antifoon. Mocht die u interesseren. Hier wordt die als ‘klein geestelijk concert’ uitgevoerd door Weser-Renaissance, natuurlijk ook van Heinrich Schütz, door en door Luthers gelovige en dus ook een katholieke componist.

Pinksteren 2022, Dick Wursten

  1. Sommige hss. nomine
  2. Sommige hss. lumine
  3. Sommige hss. est languidum. Dit is een lectio difficilior, dus misschien authentiek?
  4. Die Sequenzen des Thesaurus Hymnologicus H.A. Daniels und andere Sequenzenausgaben. Des zweiten Teiles I., eds. Cl. Blume en H.M. Bannister, Leipzig: 1915. De sequens is nr. 153, pp. 234-238.
  5. De hymnoloog Blume bespreekt in 1915 de toewijzing aan Innoncentius. Het verhaal heeft oude papieren. Ze komt uit de Vita beati Notkeri, d.w.z. de biografie/hagiografie van Notker Balbulus (Notker ‘de stotteraar’), overleden 952 in het klooster van St. Gallen. Deze Notker is de godfather van de sequens. De vita is bewaard in autograph en dateert van 1220. Zijn levensbeschrijving en m.n. hoe Notker de sequens en de trope ‘uitvond’: het zijn mooie verhalen, maar historisch niet echt betrouwbaar. Si non è vero….
  6. Hij bespreekt alle tekstvarianten en dan op p. 237-238 (zie vorige noot voor de bron) de kwestie van de toewijzing van het auteurschap
  7. zie Blume, a.w., p. 235-237. Een quasi complete lijst tot de 13de eeuw. De eerste getuigen zijn gradualen of missalen uit de 11de eeuw, waar later de sequens is toegevoegd. De toevoegingen kunnen meestal ook ‘ongeveer’ gedateerd worden. De oudste tekstgetuige lijkt afkomstig uit Moissac, een toevoeging in een boek met ‘tropen’, een troparium. Dit manuscript wordt bewaard in Parijs, ingebonden in een codex