Saint-Georges de Bouhélier / Dutch translation: J.W. Schulte Nordholt
uit: La Grande Pitié. Ballades des mauvais jours. La Guerre de 14. La Mort et l’amour. Le Mystère des vivants et des morts (Fasquelle, Paris, 1945)
Ballade du Noël désiré
Ballade van het verlangen naar Kerstmis
[vertaling J.W. Schulte Nordholt, Als de minste der mensen. Gedichten over Christus, een bloemlezing, Ten Have, Amsterdam, 1964 | Carillon-reeks nr. 18 – Verzameld uit de poëzie van alle eeuwen]
Uit de bundel “La grande pitié” etc.. (vertaald: het groot erbarmen: ballades van slechte tijden : De oorlog van 14. De dood en de liefde. Het mysterie van de levenden en de doden)
Om ons uit de verrotting op te wekken,
waarvoor wij voor wij dood zijn zijn gezwicht,
en om ons uit het diepe graf te trekken,
waarin ons hart nog voor ons lichaam ligt,
moge de hemel thans voor ons ontdekken
een Heiland, neme een Messias aan
ons aardse lot. Zingt in de korenschuren
en op de schepen die door ‘t water gaan,
en in de wijngaard bij de rode vuren:
Christus van Kerstmis, kom om op te staan!
Langs de met stof en vuil bedekte wegen,
in wouden, velden, havens, overal,
sinds jaren straalt een verre hoop mij tegen,
een hoop op hem, die zonder omweg zal
en zonder koninklijke glans of zegen
vervullen alles wat er dient gedaan,
de koningslelie uit het slijk zal vechten,
in onze liefde sterren op doen gaan,
en aan ons lichaam engelenvleugels hechten.
Christus van Kerstmis, kom om op te staan.
Op deze aarde waar de mensen leven
van moord en doodslag, waar geen liefde is,
was er een tijd, dat God de Heer verheven
zich gaf, dat Christus in de duisternis
de duivels riep hun weerstand op te geven.
Maar zie ons thans, het kwade grijpt ons aan,
er is geen hulp, wij zijn de sporen bijster,
de duivels spelen om een lach, een traan,
wij arme mensen zijn door leed geteisterd.
Christus van Kerstmis, kom om op te staan!
O Vader der aartsengelen en schapen,
der vissen in het water af en aan,
der nevelen die in de sneeuw gaan slapen,
is er geen smalle schoot, om uit te gaan
voor hem, den held, zo goddelijk geschapen?
Christus van Kerstmis, kom om op te staan.
Ballade du Noël désiré (orig.)
I Pour nous sauver de cette pourriture Où nous tombons avant que d’être morts, Pour nous tirer de cette sépulture Qui nous a pris le cœur avant le corps, Vienne un Messie ! Ô superbe nature, Fasse le ciel que nous soit accordé Un nouveau Christ ! Chantez au long des granges Et sur les flots des fleuves débordés, Et dans les champs où saignent les vendanges : Christ à Noël nous soit ressuscité ! II Par les chemins tout encombrés d’ordures, Dans les forêts, dans les champs, dans les ports, Depuis des ans, l’espoir en vain me dure De celui-là – qui, sans nul passeport, Et sans bandeau ni superbe vêture, Viendra remplir les desseins demandés, Fera sortir les lys d’or de nos fanges, Et nos amours aux astres accorder Et sur nos corps pousser des ailes d’anges ! Christ à Noël nous soit ressuscité ! III Sur cette terre, hélas ! à l’homme dure Et meurtrière, où nul ne veut d’amour, Il fut un âge où, par l’investiture De l’Éternel, Christ criait aux vautours De desceller leurs serres de tortures ! Mais nous voilà par le crime inondés Et sans secours, en cette voie étrange Où les démons entre eux nous jouent aux dés, Pauvres humains que la douleur mélange ! Christ à Noël nous soit ressuscité ! Envoi Père du ciel, des brebis, des archanges, Et des poissons dont les lacs sont bondés, Et des brouillards qui en neige se changent, N’est-il donc plus de ventre non fardé Pour enfanter le héros sans mélange ? Christ à Noël nous soit ressuscité !