Thomas Friedman sprak met Joodse en Arabische activisten: ‘Een van de moeilijkste dingen op dit moment is een Israëlische Arabier zijn’
Journalist en opiniemaker Thomas L. Friedman reisde naar Israël en de Westoever. Doel: achterhalen hoe we uit dit gruwelkabinet van ‘oog om oog, tand om tand’ raken, voor iedereen blind en tandeloos achterblijft.
THOMAS FRIEDMAN, 2 december 2023 (De Morgen)
Ik geef toe: als iemand die het Arabisch-Israëlisch conflict al lang volgt, ga ik zowel de from the river to the sea-activisten van pro-Palestijns links als de al even partijdige zionisten die ijveren voor een ‘groter Israël’ zeer bewust uit de weg. Niet alleen omdat ik hun eenzijdige kijk op de toekomst weerzinwekkend vind, maar ook omdat de journalist in mij denkt dat ze totaal voorbijgaan aan de complexiteiten van het heden.
Ze denken niet aan de Joodse moeder in Jeruzalem die me vertelde dat ze net een wapenvergunning had gekregen om haar kinderen tegen Hamas te beschermen, en daar meteen aan toevoegde dat ze een grenzeloos vertrouwen heeft in hun Palestijnse leerkracht Arabisch, die tijdens een recente luchtaanval van Hamas haar kinderen direct naar de schuilkelder van de school bracht.
Ze denken niet aan Alaa Amara, de Israëlisch-Arabische winkelier in Taibe (stadje in centraal-Israël, red.) die vijftig fietsen doneerde aan Joodse kinderen die de aanval van Hamas op hun grensgemeente op 7 oktober hadden overleefd, om vervolgens te moeten ondergaan hoe zijn winkel een paar dagen later in brand werd gestoken, vermoedelijk door fanatieke Israëlisch-Arabische jongeren, waarna een paar dagen later een crowdfundingcampagne in het Hebreeuws en het Engels meer dan 200.000 dollar opleverde om zijn winkel herop te bouwen.
In de voorbije halve eeuw heb ik gezien hoe Palestijnen en Israëliërs elkaar verschrikkelijke dingen aandeden. Maar deze episode – die begon met een barbaarse aanval van Hamas op Israëliërs, onder wie vrouwen, kleine kinderen en soldaten in gemeenten grenzend aan Gaza, en een vervolg kreeg in de Israëlische vergelding tegen Hamasstrijders in Gaza die al duizenden Palestijnse burgers doodde, verwondde of op de vlucht joeg – is zonder de twijfel de ergste sinds de VN-herverdeling in 1947.
Maar ik ben niet iemand die de stand bijhoudt. Ik focus altijd op de vraag hoe we uit dit gruwelkabinet van ‘oog om oog, tand om tand’ raken voor iedereen blind en tandeloos achterblijft.
Met dat doel voor ogen besteedde ik tijdens mijn reis naar Israël en de Westelijke Jordaanoever deze maand veel tijd aan het observeren van de dagelijkse interacties tussen Israëlische Arabieren en Joden. Dat zijn altijd complexe, soms verrassende, af en toe deprimerende, en vaker dan je zou verwachten opmonterende ervaringen. Omdat ze genoeg verspreide kiemen van succesvol samenleven onthullen die de onmogelijke droom in leven houden: dat er ooit een tweestatenoplossing komt voor Israëliërs en Palestijnen die leven tussen de Middellandse Zee en de Jordaan.
Ik verzoek u daarom een paar ogenblikken met mij stil te staan bij sommige van deze mensen, en bij een paar buitengewone hulpverleningsacties die ze op 7 oktober verrichtten. Ze zullen u meer geloof in de menselijkheid geven dan artikelkoppen over dit verhaal ooit kunnen bewerkstelligen.
Dat begon al snel nadat ik aangekomen was in Tel Aviv en een gesprek had met misschien wel de moedigste Israëlische leider van het moment, Mansour Abbas. Abbas is een Palestijns-Arabische staatsburger van Israël, een vrome moslim én een lid van het Israëlische parlement, waar hij de belangrijke fractieleider is van de Verenigde Arabische Lijst. De stem van Abbas doet er nu nog meer toe omdat hij niet zweeg over het terrorisme van Hamas. Abbas begrijpt dat het terecht is verontwaardigd te zijn over het leed dat Israël Gazaanse burgers berokkent. Maar hij begrijpt ook dat de eenzijdige woede om het leed van Gaza achterdocht opwekt bij Joden in Israël en in de wereld.
CALEIDOSCOOP
Het eerste wat Abbas tegen me zei over de slachtpartij van Hamas, was dit: “Niemand kan aanvaarden wat er die dag gebeurd is. En we mogen het niet veroordelen om vervolgens te zeggen: ‘maar…’ – dat woord ‘maar’ is immoreel geworden.” (Recente peilingen tonen aan dat een overweldigend aantal Israëlische Arabieren de aanvallen van Hamas veroordeelt.)
Abbas heeft oog voor de complexe ervaring van de Israëlisch-Joodse moeder in Jeruzalem die nooit haar vertrouwen in de Palestijns-Arabische leerkracht van haar kinderen verloor, en van de winkelier die spontaan een geste deed om de pijn te verzachten van Joodse kinderen die hij nooit had ontmoet.
Tegelijk sprak Abbas ook over de striemende pijn die Israëlisch-Palestijnse Arabieren en bedoeïenen voelen als ze zien hoe familieleden van hen in Gaza worden mishandeld en gedood.
“Een van de moeilijkste dingen op dit moment is een Israëlische Arabier zijn”, zei Abbas. “De Arabische Israëliër voelt twee keer pijn – een keer als Arabier, en een keer als Israëliër.”
En dat heb je met deze omgeving. Als je uitsluitend als door een microscoop naar deze of gene groep kijkt, dan wil je wenen. De brutale afslachting van Joden, de wrede behandeling van Palestijnen door Joods- suprematistische kolonisten: de lijst is eindeloos. Maar als je als door een caleidoscoop naar hun verhalen kijkt en de complexiteit van hun interacties ziet, ontwaar je hoop. Als je accuraat verslag wilt uitbrengen over Israëliërs en Palestijnen, zie dan dat je altijd een caleidoscoop bij de hand hebt.
Dat brengt me bij de verhalen van de Arabische bedoeïenen in Israël en 7 oktober.
Toen ik een week daar was, werd ik opgebeld door mijn vriend Avrum Burg, de voormalige voorzitter van de Israëlische Knesset, wiens grootvader in 1929 hoofdrabbijn van Hebron was. Avrum vertelde me dat hij en zijn vriend Talab el-Sana, een Israëlisch-Arabische bedoeïen die samen met hem in de Knesset zat en die een belangrijke stem leverde om Yitzhak Rabin de meerderheid te geven waarmee hij het Oslo- vredesakkoord kon sluiten, me wilden voorstellen aan een paar “rechtschapen bedoeïenen”. Het ging om Arabischtalige maar vlot Hebreeuws sprekende islamitische bedoeïenen – en Israëlische staatsburgers – die een heldhaftige rol hadden gespeeld bij het redden van Joden tijdens de aanvallen van Hamas.
Bedoeïenen in Israël zijn een nomadische gemeenschap die vooral in de Negevwoestijn wonen. Ze maken deel uit van de Israëlisch-Arabische minderheid – 21 procent van de bevolking – die verspreid leeft in Israëlische steden en gemeenten. Er leven zo’n 320.000 bedoeïenen in Israël; ongeveer 200.000 van hen leven in door de overheid erkende gemeenschappen, en 120.000 in niet-erkende sloppenwijken. Veel bedoeïenen zijn ooit bij het Israëlische leger geweest, vaak als verkenners, vanwege de uitgebreide geografische kennis van het onherbergzame woestijngebied die ze van generatie op generatie hebben doorgegeven.
Sommige Israëlische bedoeïenen die wonen of werken in de buurt van de grensgemeenten waar Hamas toesloeg, brachten op 7 oktober Israëlische Joden mee in veiligheid. Sommigen van hen werden, net zoals Joden, ontvoerd door Hamas. Anderen werden door Hamas vermoord. De terroristische groepering beschouwde immers iedereen die in een Israëlische kibboets leefde of werkte en Hebreeuws sprak als ‘Joden’, die daarom de dood verdienden.
Na 7 oktober waren sommigen van de bedoeïenen die Israëlische Joden redden het mikpunt van vijandige blikken en bedekte verwensingen vanwege andere Israëlische Joden, die er automatisch van uitgingen dat ze sympathisanten van Hamas waren.
Al die tijd werden Joodse en bedoeïense slachtoffers van Hamas samen behandeld in Israëlische ziekenhuizen, waar bijna de helft van alle pas aangeworven artsen Israëlische Arabieren en druzen zijn. Hetzelfde geldt voor ongeveer 24 procent van de verpleegkundigen en zo’n 50 procent van de apothekers.
Jawel, een Israëlisch-Arabische bedoeïen kan ’s ochtends een Israëlische Jood redden aan de grens met Gaza, ’s middags gediscrimineerd worden door Joden in de straten van Beersheba, en trots melden dat zijn dochter – een arts opgeleid aan een Israëlische geneeskundige faculteit – de hele nacht in de weer is geweest om Joodse en Arabische patiënten te behandelen in het Hadassah-ziekenhuis.
Zei ik al dat het complex was?
IRON DOME
Talab El-Sana en Avrum Burg namen me mee naar twee bedoeïenendorpen om me voor te stellen aan een aantal jongemannen die Joden hadden gered. We kregen het gezelschap van Ran Wolf, een Israëlische stedenbouwkundige gespecialiseerd in de aanleg van gemeenschappelijke ruimtes – innovatiecentra, culturele centra en markten – die gebruikt worden door zowel Israëlische Joden als Palestijnse Arabieren.
We hielden onderweg halt bij het huis van Wolf in Tel Aviv om water in te slaan. Daar vertelde hij me het volgende verhaal.
Nadat de raketten van Hamas op 7 oktober op Tel Aviv waren ingeslagen, belde hij een aannemer met wie hij vaak samenwerkte, Emad, een Israëlische Arabier uit Jaffa, om hem te melden dat de deuren van de schuilkelder onder zijn gebouw niet sloten. “Dat probleem deed zich voor in veel schuilkelders, en na 7 oktober wilde iedereen dat zijn deuren hersteld werden”, zei Wolf. Toen de buren erachter kwamen dat er een aannemer in het gebouw was, vroegen ze allemaal om ook bij hen te passeren.
“Emad is een goede vriend, en hij weigerde geld te vragen voor twee dagen werk”, zei Wolf. Denk eraan, zei hij ook, dat Emad in Jaffa woont, ten zuiden van Tel Aviv. Tijdens de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948 bleef Emads vader in Jaffa, terwijl zijn oom naar Khan Younis vluchtte, in het zuiden van de Gazastrook. “Hij groeide dus in Israël op, maar de helft van zijn familie woont in Gaza”, zei Wolf. “Een raket van Hamas kwam neer op 180 meter van zijn huis in Jaffa.”
Neem nu uw caleidoscoop erbij. Je hebt momenteel dus Palestijnse vluchtelingen afkomstig uit Jaffa die leven onder een Hamasregering in Gaza die raketten afvuurt op Palestijnen in Jaffa die Israëlische staatsburgers zijn. Een van hen herstelde de schuilkelders van zijn Joodse vrienden in Tel Aviv – gratis.
Toen we aankwamen in Rahat, de grootste bedoeïenenstad in Israël, in de Negevwoestijn, breide El-Sana, die op de achterband van de auto zat, een staartje aan dat verhaal.
Hij legde uit dat sommigen van de eerste Israëlische slachtoffers van de raketaanvallen van Hamas op 7 oktober bedoeïenen waren. Veel van hen leefden in niet-erkende dorpen in de Negev die niet vermeld staan op digitale landkaarten. (De Israëlische overheid houdt hun bevolkingstoename niet bij, iets wat ze wel doet voor de meeste Joodse steden.)
Die dorpen hebben geen gemeenschappelijke schuilkelders of bomalarmen om hun bewoners te beschermen wanneer de raketten van Hamas inslaan. Maar, legde El-Sana uit, en dit verzin je niet, zo werkt Israëls luchtafweersysteem Iron Dome. Als Hamas een raket afvuurt, dan brengt het systeem automatisch het traject in kaart om te bepalen of een vanuit Gaza afgevuurde raket op bewoond gebied in Israël terecht zal komen, en mensen kan doden, of in niet-bewoond gebied of de zee. Als het gaat om een niet-bewoond gebied op de landkaart of in de zee, dan zal Iron Dome geen dure raketten verspillen om een goedkope raket van Hamas te onderscheppen.
Zes bedoeïenen werden gedood door een raket van Hamas die neerkwam op hun dorp Al Bat – onder wie twee broers van 11 en 12 – omdat het dorp niet vermeld staat op een officiële Israëlische landkaart die is opgenomen in de database van Iron Dome, wist El-Sana me te vertellen.
Ondertussen werden ook acht bedoeïenen die in Joodse gemeenschappen in de buurt van Gaza werkten vermoord door Hamas. Minstens zeven bedoeïenen, allemaal Israëlische staatsburgers, zijn wellicht ontvoerd en meegenomen naar Gaza.
Toch aarzelden bedoeïenen niet om Israëlische Joden te redden.
GIF SPUIEN
El-Sana had een gesprek geregeld in het dorp Al Zayada, een niet-erkende nederzetting van bedoeïenen in de Negev, in het niet-geregistreerde huis van Youssef Ziadna (47), een chauffeur en bedoeïen die wel erkend werd voor het redden van Joden op 7 oktober.
Ziadna vertelde me dat hij op 6 oktober Joodse kinderen met een bus naar een openluchtmuziekfestival, de Supernova Sukkot Gathering, bracht naar aanleiding van de Joodse feestdag Sukkot. Het vond plaats in de buurt van de kibboets Re’im, niet ver van de grens met Gaza.
“Nadat ik hen had afgezet, spraken we af dat ik op zaterdag zou terugkomen om hen tegen 18 uur naar huis te voeren”, zei hij. Maar zaterdagochtend “kreeg ik telefoon van een van hen, Amit”, die me vroeg onmiddellijk te komen. “Ze werden aangevallen en er werd overal geschoten.”
Hij haastte zich ernaartoe en toen hij de kibboets naderde, zei Ziadna, “zag ik een spervuur van raketten, en veel auto’s die op me afkwamen – op de vlucht – knipperden met hun lichten om aan te geven dat ik moest omkeren. Sommige mensen sprongen uit hun auto om te zeggen dat er terroristen in Be’eri waren en dat ik ‘ervandoor moest gaan’. Ik sprong uit mijn auto en verschanste me langs de baan, en iedere keer als ik mijn hoofd ophief werd ik beschoten. Maar ik was vastbesloten om die mensen op te pikken, en het was een kilometer verder.”
Ziadna vertelde dat hij toen de beschietingen even luwden terug in zijn voertuig kon kruipen en met zijn gsm contact kon maken met Amit en zijn vrienden – en iedereen die hij maar in zijn minibus kon krijgen. Hij besloot niet over de weg te rijden, “want dan zouden ze ons zeker doden”, maar door het veld te gaan.
Ziadna kende als bedoeïen het terrein erg goed en kon zo levens redden. Hij vond een doorsteek door de velden en ontweek de hoofdbaan, waar terroristen van Hamas zich in een hinderlaag hadden opgezet. Veel vluchtende auto’s volgden de minibus van Ziadna door de velden. Hij vertelde aan The Times of Israel, dat een portret van hem maakte, dat hij dertig mensen in zijn minibus propte, ook al mocht hij volgens de wet maar veertien passagiers vervoeren.
Hij vertelde dat hij een paar dagen later telefoon kreeg van een nummer dat hij niet herkende, maar dat de oproep volgens hem uit Gaza kwam. “Ben jij Youssef Ziadna?”, vroeg een stem in het Arabisch. “Je hebt het leven van Joden gered. We gaan je van kant maken.”
Hij meldde het telefoontje aan de Israëlische politie. Het is een van de redenen, zei hij, waarom hij nog dagelijks met een psycholoog belt om het trauma van 7 oktober te verwerken.
Een ander lid van de familie dat deelnam aan onze ontmoeting, Daham Ziadna (35), zei dat in totaal vier familieleden door Hamas werden ontvoerd; een was met zekerheid gedood, drie anderen waren vermist. Twee van hen werden het laatst gezien in een TikTok-filmpje dat werd vrijgegeven door Hamas: ze lagen op de grond terwijl twee Hamasstrijders een geweer op hen gericht hielden. Voor Hamas, zei Daham, “is iedereen die in Israël woont een Jood”.
Daham vertelde me dat hij een paar dagen eerder naar de bank was gegaan om geld uit de automaat te halen, en dat twee Israëlische Joden hem op de stoep passeerden. “Een van hen had een Russische tongval. Toen ze elkaar kruisten, zei de Russische kerel: ‘Hier, weer een Arabier.’ Ik zei tegen hem: ‘Die ‘Arabieren’ over wie je het hebt waren in de ochtend van 7 oktober aan de grens met Gaza aan het vechten voor de Israëlische staat – zonder rekening te houden met wie Joods en wie Arabisch was. Degenen die het land verwoesten, zijn mensen als jij die gif spuien.’”
Israëlische Arabieren bevinden zich in een moeilijke positie, zei hij. “Veel Joden bekijken ons alsof we allemaal Hamas zijn, en de mensen van Hamas bekijken ons alsof we allemaal Joden zijn.”
NIET SCHIETEN!
Een paar kilometer daarvandaan stelde El-Sana me voor aan de familie Al-Qrinawi, die haar eigen bijzondere verhaal had. De woordvoerder van de familie, Ismail, gidste me door het drama, geflankeerd door zijn neven en een gigantische schotel met rijst, kip en kikkererwten.
In de ochtend van 7 oktober, toen het nieuws over de aanval van Hamas zich verspreidde, kwamen ze er via de whatsappgroep van de familie achter dat drie van hun neven, die in de eetzaal van de kibboets Be’eri werkten, ontvoerd leken te zijn. Rond 10 uur kreeg een familielid een vreemd telefoontje van een Israëlische vrouw met de naam Aya Medan. Zij was een van hun vermiste neven, Hisham, tegengekomen en nu waren ze samen aan het schuilen voor de terroristen van Hamas in een doornstruik in de buurt van Be’eri. Hisham gebruikte haar gsm om de hulp van zijn bedoeïenenclan in te roepen. De twee andere neven waren in een andere richting gevlucht.
Hun oom, de patriarch van de familie, droeg vier van zijn neven op de Land Cruiser van de familie te gebruiken om hen te hulp te schieten. Normaal gezien is het dertig minuten rijden, maar die dag niet. Ze grepen twee pistolen en gingen ervandoor.
“Toen we in de buurt kwamen, merkten we dat alle wegen afgesloten waren”, vertelde Ismail. “We reden dus rond door het bos en door een diepe wadi. De auto kapseisde bijna in de wadi.”
In het begin “stootten we op mensen die wegrenden van het feestje”, zei hij. “We gaven hen onze telefoon zodat ze hun ouders konden opbellen en hielpen hen om in andere auto’s te stappen met Israëliërs aan het stuur. We redden dertig à veertig mensen op het feest. Maar de hele tijd was ik ook aan het praten met Aya, probeerde ik haar en Hisham te lokaliseren.”
Het bleef maar duren. Na tweeënhalf uur waarin ze moesten wegduiken voor geweerschoten en raketten van Hamas, zei Ismail, vonden ze Aya en Hisham in struikgewas heel dicht bij de kibboets Be’eri. De twee hadden via gsm een beeld van de omgeving waar ze zich verscholen gestuurd. Aya vertelde haar verhaal aan The Times of Israel. Ze herinnerde zich dat Hisham aan haar mouw trok en zei: “Aya, ze zijn er, ze zijn er echt.”
De neven zwaaiden de portieren open, Aya en Hisham sprongen in de wagen en de bedoeïenen maakten opnieuw gebruik van hun off-roadkunsten om hen in veiligheid te brengen. Of toch ongeveer.
Het meest beangstigende moment, vertelde Ismail, was toen ze terug op de hoofdweg terechtkwamen. Ze werden tegengehouden bij een geïmproviseerde controlepost van het Israëlische leger, bemand door nerveuze Israëlische soldaten die van ver geen vijand van vriend konden onderscheiden. “De Israëlische soldaten omsingelden onze auto en allemaal richtten ze hun geweer op ons. Ik riep: ‘We zijn Israëlische burgers! Niet schieten!’”
Aya vertelde aan The Times of Israel dat een Israëlische soldaat haar vroeg of ze ontvoerd werd. Ze zei: “Nee, ik ben van Be’eri, ze kwamen helemaal uit Rahat om ons daar weg te halen.”
Bedoeïenen die Israëlische Joden beschermen tegen Hamas die beschermd worden door een Israëlische Joodse die verhindert dat ze worden beschoten door het Israëlische leger nadat ze haar gered hebben… caleidoscopisch.
Terwijl ik met de familie Al-Qrinawi sprak, stelden ze me voor aan Shir Nosatzki, de medeoprichtster van de Israëlische vereniging Have You Seen the Horizon Lately, die zich inzet voor Joods-Arabische samenwerking. Meteen nadat hij op de hoogte was gebracht van haar redding, maakte haar echtgenoot, Regev Contes, een zeven minuten durend filmpje in het Hebreeuws waarin hij het verhaal van haar reddingsteam van bedoeïenen met Israëlische landgenoten deelde. Er hebben naar verluidt honderdduizenden mensen in Israël naar gekeken.
Ik vroeg aan Nosatzki waarom ze het filmpje hadden gemaakt. “Om te tonen dat 7 oktober geen oorlog tussen Joden en Arabieren was, maar tussen duisternis en licht”, zei ze.
Voor we terugreden naar Tel Aviv, wilde El-Sana ons meenemen naar zijn favoriete kebabrestaurant in Rahat. Daar zaten we dan: een Israëlische bedoeïen die in de Knesset had gezeten, de kleinzoon van de man die ooit de hoofdrabbijn van Hebron was, en een Joodse columnist van The New York Times uit Minnesota die in de jaren 70 en 80 in zowel Beiroet als Jeruzalem correspondent was geweest. We blikten terug op de dag in een bizarre mengeling van Hebreeuws, Arabisch en Engels.
Bij gegrild lam en hummus kwamen we allemaal tot dezelfde conclusie. Zelfs in deze donkere tijden waren we getuige geweest van iets enorm belangrijks – “de kiemen van vreedzaam samenleven, in de dood en in het leven”, zoals Burg het uitdrukte – kiemen die Hamas probeerde te vernietigen. Die kiemen, zei El-Sana, “moeten ons hoop geven dat we een gemeenschappelijke toekomst kunnen uitbouwen, gebaseerd op gedeelde waarden die de grenzen tussen de Joodse en Arabische etniciteit overstijgen”.
Ze hebben gelijk. Die zaadjes, hoe klein ze ook zijn, waren nooit belangrijker dan nu. Waarom? Omdat deze oorlog tussen Israël en Hamas, wanneer die ook eindigt, nu al zo traumatisch voor iedereen is dat hij het grootste debat op gang zal brengen over wat de relaties en grenzen tussen Israëliërs en Palestijnen zouden moeten zijn sinds het verdelingsplan van de VN in 1947. Ik ben daar zeker van – want alles wat minder is, betekent permanente oorlog.
DESTRUCTIEVE STEMMEN
Ik kan u nu al zeggen dat er veel destructieve stemmen in dat debat zullen opduiken. Palestijnse en Arabische apologeten van Hamas, die nu al de wandaden van Hamas ontkennen of minimaliseren. Joodse suprematistische kolonisten, die maar wat graag willen uitbreiden, niet alleen op de Westelijke Jordaanoever, maar krankzinnig genoeg ook in Gaza en die niets blijken in te zitten met het verschrikkelijke leed van Palestijnse burgers die daar om het leven zijn gekomen door de Israëlische vergelding. Benjamin Netanyahu, die de toekomst van Israël zal verkopen om zijn post te behouden en uit de gevangenis te blijven.
Nu de sloopploegen zich klaarmaken om aan het werk te gaan, moeten meer dan ooit de ware stemmen van de co-existentie weerklinken – leiders met de integriteit van die Israëlische bedoeïenen, die bereid zijn de juiste dingen te doen en te zeggen, niet alleen wanneer dat niet makkelijk is, maar ook wanneer dat gevaarlijk is.
Wat me terug bij Mansour Abbas van de Verenigde Arabische Lijst brengt.
Zijn partij komt ruwweg van dezelfde Moslimbroederschapsvleugel van de Palestijnse politiek als Hamas. Maar terwijl Hamas geweld en exclusie verheerlijkt, pleit Abbas voor geweldloosheid en inclusie. Abbas was een cruciale machtsfactor om eerste minister Naftali Bennett en buitenlandminister Yair Lapid in staat te stellen in 2021 een regering van nationale eenheid te vormen. Netanyahu, eeuwige splijtzwam die hij is, deed die regering vallen, gedeeltelijk met een anti-Arabisch en antimoslimdiscours gericht tegen Abbas.
Abbas begrijpt dat vreedzaam samenleven inhoudt dat je de juiste dingen zegt, niet alleen wanneer dat politiek moeilijk is, maar ook wanneer dat gevaarlijk is. Nadat hij in de Knesset beelden van de aanval van Hamas had gezien, zei hij tegen het Arabische Nas Radio over 7 oktober: “Ik zag een vader die met zijn twee kinderen naar een schuilkelder bij zijn huis ging, en ze gooiden een granaat in de kelder. De vader wierp zich op de granaat en werd gedood, en de twee kinderen waren gewond maar overleefden het. Het bloedbad druist in tegen alles waarin wij geloven, onze religie, onze islam, onze nationaliteit, onze humaniteit.” De acties van Hamas “staan niet voor de Arabische samenleving, niet voor ons Palestijnse volk, niet voor onze Palestijnse natie”.
Tijdens ons interview zei Abbas dat we nood hebben aan “een nieuwe politieke retoriek”, en ons niet mogen laten verleiden tot de spelletjes van weleer. “Dit ‘van-de-rivier-tot-de-zee’-discours heeft geen zin”, zei hij. “Ze vergissen zich. Als je de Palestijnen wilt helpen, praat dan over een tweestatenoplossing, en vrede en veiligheid voor alle mensen.”
Daarom, zei hij, “werk ik aan een plan dat begint bij het einde van de huidige oorlog en eindigt bij de stichting van een Palestijnse staat die bestaat naast Israël”.
Abbas maakt zich geen illusies over de moeilijke weg daarnaartoe. Ik ook niet. Ik sloot mijn recente reis af met twee inzichten. Het eerste is dat deze Gaza-oorlog nog lang niet voorbij is. Israël is van mening dat er geen vrede komt in en vanwege Gaza zolang Hamas daar aan de macht is.
Het andere is dat – net zoals de duisternis van de Jom Kippoer-oorlog tot de Camp David-akkoorden leidde, en net zoals de verschrikkingen van de eerste intifada en de Israëlische reactie tot de Oslo-akkoorden leidden – uit de gruwelen van 7 oktober ooit een nieuwe poging tevoorschijn zal komen om twee staten te bouwen voor twee inheemse volkeren.
Gebeurt dat niet, dan wordt deze uithoek van de wereld onleefbaar voor elke mens met een greintje verstand. Er zijn momenteel gewoon te veel mensen met te veel krachtige wapens.
Wanneer die dag aanbreekt, is er nood aan een bruggenbouwer zoals Mansour Abbas – die de ware caleidoscopische realiteit van dit oord begrijpt, en de authentieke verbondenheid van de beide gemeenschappen ermee – om zorg te dragen van de zaadjes van vreedzaam samenleven, die er nog altijd zijn, ook al zijn ze dieper dan ooit begraven.
Abbas, Youssef Ziadna, de familie Al-Qrinawi, Aya Medan, mijn vrienden Avrum, Talab en Ran – zij zullen de redders zijn.