Veni sancte spiritus (Latijn-Nederlands)

Sequens voor het Pinksterfeest

Feestelijke toonzetting van de sequens door Heinrich Schütz (SWV 475). Vierkorige versie.
Veni Sancte Spiritus, met muzieknotatie. British Libary, coll. Sloane 1580. ff 152v-153. Datering: eerste helft van de 13de eeuw.

Tekst (Latijn – Nederlands)

Veni, Sancte Spiritus,
et emitte caelitus
lucis tuae radium.


Veni, pater pauperum,
veni, dator munerum,
veni, lumen cordium.
Kom o Geest des Heren kom
uit het hemels heiligdom,
waar Gij staat voor Gods gezicht.

Kom der armen troost, daal neer,
kom en schenk uw gaven, Heer,
kom wees in de harten licht.
Consolator optime,
dulcis hospes animae,
dulce refrigerium.


In labore requies,
in aestu temperies,
in fletu solatium.
Kom o Trooster, Heil’ge Geest,
zachtheid die de ziel geneest,
kom verkwikking zoet en mild.

Kom o vrede in de strijd,
lafenis voor ‘t hart dat lijdt,
rust die alle onrust stilt.  
O lux beatissima,
reple cordis intima
tuorum fidelium.


Sine tuo numine,
1
nihil est in homine,
2
nihil est innoxium.
Licht dat vol van zegen is,
schijn in onze duisternis,
neem de harten voor U in.

Zonder uw geheime gloed
is er in de mens geen goed,
is de ziel niet rein van zin.  
Lava quod est sordidum,
riga quod est aridum,
sana quod est saucium.


Flecte quod est rigidum,
fove quod est frigidum,
3
rege quod est devium.
Was wat vuil is en onrein,
overstroom ons dor domein,
heel de ziel die is gewond,

maak weer zacht wat is verstard,
koester het verkilde hart,
leid wie zelf de weg niet vond.  
Da tuis fidelibus,
in te confidentibus,
sacrum septenarium.


Da virtutis meritum,
da salutis exitum,
da perenne gaudium.
Geef uw gaven zevenvoud,
ieder die op U vertrouwt,
zich geheel op U verlaat.

Sta ons met uw liefde bij,
dat ons einde zalig zij,
geef ons vreugd die niet vergaat.
Nederlands: J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

Achtergrondinformatie

Deze sequens stamt waarschijnlijk uit het eind van de 12de eeuw. Als dichter/auteur wordt vaak paus Innocentius III genoemd, hoewel Britse hymnologen de kandidatuur van Stephen Langton (aartsbisschop van Canterbury) blijven verdedigen. Reeds in 1915 heeft C. Blume in de reeks Thesaurus Hymnologicus, vol 54. 4 quasi alle manuscripten opgesomd en varianten opgelijst. Verrassend weinig overigens. Er is één moeilijk vers (Sine tuo numine…). De varianten staan in de voetnoot. Het is – niet toevallig vermoed ik – ook het vers dat het lastigst te vertalen is. De strekking is op zich wel duidelijk: “Zonder uw goddelijke aanwezigheid heeft de mens geen bestand, en/of kan wat hij doet het licht niet verdragen, is er geen sprake van onschuld.” Blume heeft een voorkeur voor numine en lumine als originele lezing, maar de tekstgetuigen zijn niet doorslaggevend. Hij noemt het de lectio difficilior, maar daarover valt te twisten. Mij valt vooral op dat er ook manuscripten zijn waarin de niet volmaakt rijmende combinatie ‘numine – homine’ voorkomt. Die heeft mijn voorkeur, want latere generaties zullen de neiging hebben gehad zo’n onvolmaakt rijm te ‘verbeteren’. Het omgekeerde is niet echt voorstelbaar (lectio difficilior). Dus: Zonder uw goddelijke aanwezigheid , wordt het niets met de mens, is onschuld ver te zoeken. Die heb ik dan ook als Latijnse tekst afgedrukt.

Sequens : ritmisch proza

Een sequens is oorspronkelijke een gebed in ritmisch proza – Latijn: ‘Prose’, dat volgt op een andere vaste liturigsche tekst (bijv. op een alleluia-vers, of een gebed). Hoe ‘jonger’ de sequens hoe meer de tekst een vaste vorm krijgt. Het onderscheid met een strofische hymne vervaagt. Hier is het onderscheid nog voelbaar in de melodie die niet vastligt per strofe. Bloeiperiode tussen ca. 800-1250. Grote naam: Notker Balbulus van Skt. Gallen, overleden 952. Deze sequens is niet van hem, maar verdringt Notker’s Pinkstersequens. Ze volgt in de liturgie op het Alleluia vers van Pinksteren: ‘Veni Sancte Spiritus, reple tuorum corda fidelium etc.’. De tekst borduurt daarop voort. Logisch: ‘sequens’. De verwantschap met de hymne ‘Veni Creator Spiritus’ is met handen te tasten. De sequens is echter een ijzersterke tekst, bezwerend, m.n. gebruikmakend van de kracht van de herhaling: Veni (kom), Da (geef). En het eindrijmwoord (-ium). En dan die bijna extatische aanroeping, lofprijzing van de geest als Lux beatissima. Een climax, die de contrastervaring oproept, het besef dat – in dat stralende licht bezien – de mens maar schamel is, nietig, niets. Op haar beurt weer gevolgd door 6 iso-ritmische smeekgebeden. Lees die regels maar eens hardop en hoor hoe de scansie je pakt.

Auteur: Innocentius III of…

Als auteur (dichter) van deze sequens wordt vaak Paus Innocentius III (overleden 1216) genoemd. Sommige Britten claimen dat het Stephen Langton (Aartsbischop van Canterbury, overleden 1228, lang in ballingschap in Frankrijk) moet zijn geweest. Sommige recente onderzoekers achten zelfs beiden mogelijk. Beide pretendenten waren goede vrienden. Tsja. Naar mijn mening neme men in oud-kerkelijke teksten zulke toewijzingen altijd met de nodige korrels zout. Biografen in de Middeleeuwen waren hagiografen. Historici waren ‘verhalen vertellers‘ (zoals Herodotus). Men geeft de mooiste verhalen (legendes) door, niet perse de ‘waar-gebeurde’ (de obsessie daarmee is recenter dan menigeen denkt). Men deed dat niet om te bedriegen of te liegen, dat zij verre! Neen, om te stichten, op te bouwen. Voor een Middeleeuwer kan een uitnemende vrome tekst enkel afkomstig zijn van een uitzonderlijk vroom mens. Heilige liturgisch teksten: ze kunnen enkel geschreven zijn door een heilige (man of vrouw). En om bepaalde teksten in de missalen te krijgen, kan een hoge autorisatie geen kwaad.5 De anecdote over het ontstaan van deze sequens gaat alsvolgt: Abt Ulrich van St. Gallen is in Rome en raakt in gesprek met paus Innocentius. Ze komen te spreken over de toenmalige sequens van Notker voor Pinksteren ‘Sancti spiritus adsit nobis gratia’. De paus vertelt Ulrich dat hij zelf ook een sequens voor Pinksteren heeft geschreven, en hij toont Ulrich de tekst van het Veni sancte Spiritus. The rest is history… Zoals een goed verhaal betaamt: Dit zou gebeurd kunnen zijn. Abt Ulrich en Innocentius kenden elkaar. Sterker nog: In 1215 was Ulrich in Rome voor het 4e Lateraans concilie. Dan zou hij met Pinksteren 1216 de paus hebben kunnen gesproken. En toeval of niet: Zo rond die tijd begint de sequens aan z’n triomftocht. Het klinkt best aannemelijk, vindt Blume (op wiens weergave van de feiten ik mij baseer.6 Wat hij zich niet realiseert is dat een goede legende ook z’n best doet om aannemelijk te lijken. Dus laten we voorzichtig blijven. Het is toch ook wel toevallig dat weer net de abt van St. Gallen de eer krijgt. Het klooster wordt er nog roemrijker door dan het al was. Belangrijker is echter dit tegen-argument: Enkele van de oudste overgeleverde versies bevinden zich in manuscripten die teruggaan tot de late 12de eeuw (!), dus ruim voor de ontmoeting tussen Innocentius en Ulrich . En dat is een gedocumenteerd feit. Ook een feit – maar dat staat los van het echte auteurschap, maar hangt misschien wel samen met de toewijzing aan Innoncentius: Deze sequens heeft de oudere pinkstersequens van Notker totaal verdrongen.7 En wat ik in het begin reeds zei: ‘een uitzonderlijke tekst moet wel geschreven zijn door een uitzonderlijk mens’, zo meende men. Terwijl het in werkelijkheid misschien wel een gewone monnik was in het klooster van Moissac, waar ooit een iemand de ganzeveer heeft gepakt, die in de inkt heeft gedoopt en de tekst van deze sequens noteerde in een reeds in gebruik zijnd troparium…

Chapiteaux de l'Abbaye de Moissac
kapitelen in de kloostergang van de abijd van Moissac

Melodische transcriptie

Tenslotte voor de liefhebbers: links de meest gangbare notatie van de gregoriaanse melodie van de sequens bij de Latijnse tekst. Rechts de transcriptie hiervan door Jan van Biezen (gemaakt voor het Liedboek voor de Kerken, 1973). Hij heeft ervoor gekozen om het ternaire ritme van het Gregoriaans in het moderne notenbeeld te expliciteren. Persoonlijk vind ik dat overtuigend. Just try…

Dick Wursten, Pinksteren 2022

  1. Sommige hss. nomine
  2. Sommige hss. lumine
  3. Sommige hss. est languidum. Dit is een lectio difficilior, dus misschien authentiek?
  4. Die Sequenzen des Thesaurus Hymnologicus H.A. Daniels und andere Sequenzenausgaben. Des zweiten Teiles I., eds. Cl. Blume en H.M. Bannister, Leipzig: 1915. De sequens is nr. 153, pp. 234-238.
  5. De hymnoloog Blume bespreekt in 1915 de toewijzing aan Innoncentius. Het verhaal heeft oude papieren. Ze komt uit de Vita beati Notkeri, d.w.z. de biografie/hagiografie van Notker Balbulus (Notker ‘de stotteraar’), overleden 952 in het klooster van St. Gallen. Deze Notker is de godfather van de sequens. De vita is bewaard in autograph en dateert van 1220. Zijn levensbeschrijving en m.n. hoe Notker de sequens en de trope ‘uitvond’: het zijn mooie verhalen, maar historisch niet echt betrouwbaar. Si non è vero….
  6. Hij bespreekt alle tekstvarianten en dan op p. 237-238 (zie vorige noot voor de bron) de kwestie van de toewijzing van het auteurschap
  7. zie Blume, a.w., p. 235-237. Een quasi complete lijst tot de 13de eeuw. De eerste getuigen zijn gradualen of missalen uit de 11de eeuw, waar later de sequens is toegevoegd. De toevoegingen kunnen ook vaak worden gedateerd. De oudste tekstgetuige lijkt afkomstig uit Moissac, een met de hand geschreven toevoeging in een boek met ‘tropen’, een troparium. Dit ms wordt bewaard in Parijs, ingebonden in een codex