Three classic typologies one has to know, to understand the opening Chorus of the SMP, and the role of the dramatis personae in the Passion. All three are neatly presented to the attentive listener in the Opening Chorus. They refer to Christ and suggest an interpretation of the events that will be told in the ‘Passion’: – The Lamb – the Groom (+ Bride[smaids], the daughters of Sion) – Isaac, Abraham’s son.
Come, ye daughters, help me lament, Behold! Whom? The Bridegroom. Behold him! How? Like a lamb. O lamb of God, innocent slaughtered on the stem of the cross, Behold! What? Behold his patience. always found patient, although you were despised. Behold! Where? Behold our guilt. you have borne all sin, otherwise we would have to despair. Behold Him, out of love and graciousness, Himself carrying the wood of the cross. Have mercy on us, o Jesus!
Kommt, ihr Töchter, helft mir klagen, Sehet – Wen? – den Bräutigam, Seht ihn – Wie? – als wie ein Lamm! O Lamm Gottes, unschuldig Am Stamm des Kreuzes geschlachtet, Sehet, – Was? – seht die Geduld, Allzeit erfunden geduldig, Wiewohl du warest verachtet. Seht – Wohin? – auf unsre Schuld; All Sünd hast du getragen, Sonst müßten wir verzagen. Sehet ihn aus Lieb und Huld Holz zum Kreuze [selber] tragen! Erbarm dich unser, o Jesu!
the Paschal Lamb, sacrificial animal, slaughtered at Pesach. Its blood rescued the Israelites from the Angel of Death, ushering in the Exodus. In Christian theology this imagery is incorporated in Christ when he is called the Agnus Dei qui tollis peccata mundi (German choral: O Lamm Gottes unschuldig).
Jesus as the Bridegroom, whose fate is bemoaned by the women along the road (Gospel of Matthew). These women are addressed by Jesus as the Daughters of Sion/Jerusalem. They are invited to help telling the story of Jesus’ passion correctly. It’s a reference to the friends of the girl/Bride, the bridesmaids from the Song of Songs, The allegorical reading of this Bible Book was quintessential to the Spirituality of the (Lutheran) Church. There is also a reference to the parables of the bridesmaids waiting for the Groom to arrive. The Bride has a twofold reference: A. Community of Believers (collectivum), the Church; B. The Soul of the believer (individual)
Isaac, Abraham’s son, carrying the ‘wood’ for his own sacrifice (typos of Christ carrying his cross), also quoted for his willingness to comply with his F(f)ather’s command, to be sacrificed.
Dit lied heeft de dichter J.W. Schulte Nordholt zonder directe aanleiding geschreven, ‘gewoon als dagelijkse krantenlezer, en met de vermaarde tekst van Pascal in gedachten: Jésus sera en agonie jusqu’à la fin du monde: il faut pas dormir pendant ce temps-là.‘, aldus zijn toelichting bij de publicatie ervan in het Liedboek voor de kerken (1973 – Compendium). Dit is één van de bezinningszinnen uit Le Mystère de Jésus, opgenomen in de ‘Pensées’ – fr. 749. De hele tekst – een meditatie, bijna liturgisch – kunt u elders op deze site nalezen. Het wel vaker gezongen lied van E.L. Smelik (Gethsémane, die nacht moest eenmaal komen) is zelfs te lezen als een liedmeditatie bij Pascals’ tekst: gezang 180 (Liedboek voor de kerken, 1973)
Omdat dit lied als gezang 176 in het Liedboek wat staat te verkommeren (ik vermoed vanwege de onbekende en niet erg inspirerende melodie) heb ik er maar eens een andere melodie onder gezet, die van de bekende ‘Avondzang’. Heel klassiek, heel passend ook.
De tekst is één van de beste liederen die deze belezen en bescheiden dichter (door Herman De Coninck ooit waarderend een ‘minor poet’ genoemd) ons heeft nagelaten.
O Liefde die verborgen zijt in diepe stilten eeuwigheid, erbarm U over ons bestaan, het wordt verraden en verdaan.
Hoe acht’loos in ons midden wordt het kostbaar mensenbloed gestort en in het onbarmhartig licht het kruis des Heren opgericht.
De minsten van de mensen zijn daar uitgestrekt in angst en pijn. Tot aan het eind der wereld lijdt Christus in hun verlatenheid.
O Liefde uit de eeuwigheid die met ons mens geworden zijt, wij bidden, laat ons niet alleen in al het duister om ons heen,
opdat ook wij o Heer U niet verlaten in uw diep verdriet maar bij U zijn in al de pijn waarmee de mensen mensen zijn.
Tekst: J.W. Schulte Nordholt Melodie: Christe die du bis dach end licht
Da pacem Domine Deutsch (Martin Luther) Een gebed/ een lied
Heinrich Schütz, geistliche Chor-music 1648. Uitvoering Musica Fiata en La Capella Ducale olv Roland Wilson.
Dit gezongen gebed is geen origineel lied van Luther, maar een straightforward berijming van de antifoon Pro pace… (daterend uit de zesde of zevende eeuw, lees ik op de wikipagina). Luthers berijming dateert uit 1529 (crisisjaar bij uitstek voor de hervorming van de kerk. Karel V draaide alles wat hij had toegestaan weer terug). Sinds 1566 (publicatie van Johann Walter) wordt in de Lutherse traditie dit gebed vaak samengevoegd met het gebed voor de overheid om een ‘Gut Regiment’, d.w.z. de bede dat degenen die de autoriteit en de macht hebben ook daadwerkelijk in staat (en bereid) zullen zijn om die vrede te bewaren, c.q. te bewerkstelligen…, opdat wij – onder hun regering – een gerust en stil leven mogen leiden (citaat 1 Timotheüs 2:2). Dit dubbelgebed lijkt me een zinvolle combinatie. Zonder het tweede klinkt het eerste al gauw gratuit. En dat je een ‘gerust en stil leven kunt leiden’ omdat de overheid goed bestuurt: niet te onderschatten !
De combinatie (tweeledig motet) hoort u ook in bovenstaande opname uit de Geistliche Chor-music van Heinrich Schütz. Betekenisvol: gepubliceerd in 1648, d.w.z. in het jaar van de vrede van Westfalen/Münster, de pacificatie van de godsdienstoorlogen. Tijd om nu te iets anders te leren dan oorlog (dat is snel geleerd, en moeilijk af te leren), tijd om de vrede te leren en mogen ook “allen die in hoogheid zijn gezeten” hun ambt en plicht verstaan.
Over Tine Van der Straeten’s toverstok en waarom emissie-trading op aflaathandel lijkt.
Minister Van der Straeten laat zich geregeld ontvallen dat het vervangen van de kerncentrales door gascentrales de Belgische CO2-uitstoot niet zal verhogen. Natuurlijk weet mw. Van der Straeten dat dit feitelijk niet juist is. De nieuwe gascentrales zullen ongeveer 2megaton (2 miljard kg CO2) per jaar uitstoten, terwijl de huidige kerncentrales 0 gram CO2 uitstoten (berekening www.energyville.be). Hoe kan mw. Van der Straeten dan zeggen dat de vervangingsoperatie klimaatneutraal is, een nuloperatie? Die som klopt duidelijk niet.
Het antwoord is: Mw. Van der Straeten heeft een toverstaf en wanneer zij als een volleerde Hermelien Griffel zegt: carbonator transformandens gebeurt er een wonder: Het reële getal (2 miljard kg CO2) wordt via de ETS-calculator (Emissions Trading System) veranderd in een virtueel cijfer, en komt op de Europese markt van emissierechten terecht. Daar kunnen reëel geproduceerde megatonnen CO2 uitgeruild worden tegen een vermindering aan reële uitstoot elders in Europa. En zo wordt het een nuloperatie. De som klopt, binnen het ETS is alles in orde. De boekhouder – in dienst van de EU – zal het bevestigen. Je moet er wel voor betalen, maar soit, België is een rijk land.
Ik wil nu niet ingaan op het feit dat we straks dus wel degelijk – in de reële wereld – 2 megaton CO2 per jaar meer in de atmosfeer pompen dan nu (en elke kilogram CO2 telt, want blijft jaren hangen in de atmosfeer), en ook niet dat we qua energievoorziening op deze manier onze onafhankelijkheid kwijtspelen (geen onbelangrijk gegeven gezien de macht van de energiereuzen), noch dat een nuloperatie binnen ETS niet echt een glansprestatie is als we naar de te halen klimaatdoelen kijken, dat hebben anderen al genoegzaam gedaan.
Nee, ik wil het eens over die handel in emissierechten hebben. Die doet me denken aan de handel in aflaten, die aan het eind van de Middeleeuwen het probleem van de menselijk zonde moest oplossen. Mensen zijn geen onschuldige wezens. Ze doen, al levend, wel eens iets fout, en daarbij schaden ze andere mensen, en zichzelf. Dat is een feit. Net als carbon-emissie een schadelijk feit is. In de rooms-katholieke kerk had men een oplossing bedacht om het probleem van de zondigende mens beheersbaar te maken. Men kon z’n zonden afkopen. De kerk ontwikkelde een wetgevend kader, richtte een hele ambtenarij in voor de uitvoering, en vanaf pakweg midden 15de eeuw stond het systeem op punt. Het kwaad was beheersbaar. Het was omgezet in transacties. Deden mensen iets fout, dan werd hun zonde via een ingewikkelde berekening omgezet in boetedoening, die dan weer afkoopbaar was door een bedrag in de algemene pot van de kerk te storten. Peccatum transformandens sprak dan de priester – krachtens het ‘transmissierecht’ dat hem volgens stilzwijgende afspraak verleend was. Hij maakte een kruisteken en de zondaar ging van z’n schuld verlost naar huis. De som klopte. Hij had betaald, zijn zonde bestond niet meer. Met de ‘aflaatbrief’ in z’n hand ging hij met een gerust geweten het laatste oordeel tegemoet.
Heel veel christenen hadden zo hun gedachten bij dit systeem, maar de bazen geloofden er heilig in. Dus wat zou je als eenvoudige gelovige daartegenin brengen? En – het moet gezegd – het suste je knagende geweten wel. Ongeveer 500 jaar geleden kwam één van de kerkelijke professionals, Martin Luther, na studie van alle beschikbare bronnen tot de conclusie dat het systeem niet deugde. Hij schreef een pamflet, stuurde brandbrieven naar de bisschop en de paus, en timmerde onderwijl zo hard aan de weg dat het systeem begon te kraken. Het stortte overigens pas in toen de burgerlijke overheid z’n verantwoordelijkheid opnam.
Luthers hoofdbezwaar was dat het systeem van ‘aflaten’ niet alleen in se pervers was, maar ook nefaste consequenties had in re. De mens ging door dit systeem namelijk niet minder, maar juist meer zondigen. Het kwaad dat je aanrichtte woog minder zwaar, want je kon het afkopen. Financiële transacties zijn altijd funest in geestelijke zaken, vond Luther. Het menselijk handelen verliest daardoor aan moreel gewicht. Komt nog bij dat dit hele afkoopsysteem je een rad voor de ogen draaide. Je denkt dat je ervan af bent, van de kwade effecten van je kwalijke daden, maar dat is niet zo. Je geweten is gerust, maar in werkelijkheid tiert het kwaad nog welig. Met fatale gevolgen dus. Of, zoals hij dat dan verwoordde binnen het wereldbeeld van de 16de eeuw: je gaat met een ingebeelde hemel naar de hel, terwijl onderwijl de wereld om je heen naar de verdoemenis gaat.
24 januari 2022, Dick Wursten
Jubileumaflaat uit de tijd van Luther
Oh ja: nog een paar feiten (www.energyville.be = kennisdatabank, waar scenario’s worden doorgerekend, op basis van wetenschappelijke research )
Nucleaire verlenging verlaagt nood aan investeringen in gascentrales en heeft een verwaarloosbare impact op investeringen in hernieuwbare energie
Nucleaire verlenging verlaagt de jaarlijkse kost van het elektriciteitssysteem met 106 à 134 M€. Effect op de groothandelsprijs is 1 €/MWh.
Hoeveel is 2 megaton CO2 eigenlijk? De totale CO2 uitstoot voor België is. ca. 75 megaton 2 megaton meer per jaar doet eigenlijk de totale besparing op de uitstoot van CO2 van de afgelopen 10 jaar teniet.
Het lied van Paul Gerhardt wordt gezongen door Hermann Prey (bariton). Vooraf leest Will Quadflieg voor uit Lukas 2. De opname/release dateert uit 1966. En de LP heeft een verhaal
[lees verder onder de video]
De kerstplaat werd opgenomen in de zomer van 1966 – het zou Fritz Wunderlich’s (tenor) laatste studio-album worden. In september 1966 kwam hij om het leven door een ongeluk (val van de trap). Hij was pas 36 jaar. In november 1966, twee maanden na zijn dood, werd de plaat uitgebracht. Het bevatte een rouwrand en een in memoriam van Hermann Prey, goede vriend en collega. Zijn tekst kunt u hieronder lezen (uitvergroting van de keerzijde van de LP-hoes).
Mijn zoon, zo ge dichter wilt worden, gewen uw pen om te delgen.
Hebt ge zeven woorden geschreven, gij zult er zes met de ban slaan.
Ida Gerhardt, ‘Dichterspreuken I’ (Het sterreschip)
Het begin: de eerste verzen van Genesis 1
1In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en over het water zweefde Gods geest.
Zo begint de Nieuwse Bijbelvertaling, de NBV21. In de oorspronkelijke versie uit 2004 stond er één woordje meer: ‘De aarde was nogwoest en doods’. Ook is er één voegwoord vervangen: De slotzin begint nu met ‘en’. Oorspronkelijk stond er het tegenstellende ‘maar‘.
Is dit belangrijk? Jazeker. Het is een kwestie van brontekstgetrouwheid (het eerste principe van het NBV-vertaalcharter). nog: In het Hebreeuws staat geen tijdsaanduiding. ‘nog’ is dus een toevoeging. Heeft de doeltaal die toevoeging nodig (= tweede vertaalprincipe van NBV): Antwoord ‘neen’. Dus geschrapt. en: Het hebreeuwse voegwoord dat gebruikt wordt is meerduidig. Het kan tegenstellend zijn, maar dat hoeft niet. Is hier een tegenstelling verondersteld in de tekst? neen. Dus open laten.
Less is more bij vertalingen. Elke onnodige toevoeging brengt namelijk een stukje uitleg aan in de tekst. En daar moeten we mee oppassen. Want uitleg in de vertaling, beneemt het zicht op de tekst, of beter: stuurt het spreken van de tekst. Door de toevoeging weg te halen, en de tegenstelling in het midden te laten kan de lezer bijv. ook spontaan op andere gedachten komen bij het lezen. Bijv. de alternatieve vertaling die in de voetnoot genoemd wordt blijft zo mogelijk:
1In het begin schiep God de hemel en de aarde. 2De aarde was woest en doods, duisternis lag over de oervloed, en een geweldige wind joeg over het water…
Een origineel lied voor Hervormingsdag (van Zwingli)
Het origineel van Zwingli’s Lied Heer stuur zelf het schip der kerk (gezang 306) is veel interessanter dan de vertaling doet vermoeden.
Herr, nun heb den Wagen selb.
Schelb wird sunst all unser Fart,
Das brächt Lust der Widerpart,
Die dich verachten so freventlich.
Gott erhöh den Namen din
In der Straf der bösen Böck!
Dine Schaf wieder erweck,
Die dich lieb habend so inniglich.
Hilf, daß alle Bitterkeit
Scheide fern, und alte Treu
Wiederkehr und werde neu,
Daß wir ewiges lob singend dir!
Het beeld dat Zwingli kiest voor de ‘kerk’ is : een kar, een boerenwagen… helaas verdwenen in de vertaling in het Liedboek (‘Heer stuur zelf het schip der kerk‘ – in navolging van de Franse versie: notre barque est en danger.) Het is trouwens ook een knap gedicht/lied, rederijkersrijk aan binnen- en buitenrijm. Val niet over het lastige ritme van de laatste regel. Als je de melodie correct zingt, loopt ze vanzelf. Eigenlijk bidt/zingt Zwingli hier :
Heer trek gij zelf de kar van uw kerk,
want als wij het doen, schiet het niet op
en dan is het gauw gedaan met ‘Gods volk onderweg’.
en ligt de kar beneden in het ravijn...
De gedachtengang spreekt mij veel meer aan dan het klassieke beeld van het ‘bootje in de storm, het schip der kerk’. Trouwens: Het is ook gewoon waar wat Zwingli hier zegt ! God moet de kar trekken… Wij zijn – hoe hoog geplaatst en invloedrijk – nooit meer dan zijn ‘hulpjes’.
De herziene editie van de Nieuwe Bijbelvertaling die zopas is verschenen, is op veel punten een verbetering. Dat wil zeggen: men is consequenter geweest in het handhaven van de eigen vertaalprincipes. Aanbevolen dus.
Er zitten echter ook twee addertjes onder het gras:
1. Men heeft – zo zegt men – geluisterd naar de opmerkingen, brieven, analyses, etc die na de publicatie van de NBV in 2004 zijn toegekomen op het vertaalhoofdkwartier in Haarlem. En daar heeft men ook iets mee gedaan, zo laat men in de pers graag uitschijnen. Alleen leidt dat tot een spagaat: Men claimt immers tegelijk dat de herzieningscomités (wetenschappers van diverse pluimage) zich daardoor niet hebben laten beïnvloeden. Ik denk dan: Het is van tweeën één: of onafhankelijk, of beïnvloed. Je kunt niet beiden tegelijk zijn. Ik vrees dat de beïnvloeding reëel is. Ik zie dat in twee tendenzen : er is meer ‘eerbiedigheid’ en meer ‘theologische correctheid’. Dat eerste merk je in de terugkeer van de eerbiedskapitaal . Over dat tweede heb ik een apart artikel geschreven voor Met Andere Woorden… Daar ga ik in op de schokkende dreigtekst uit de 10 geboden dat God ‘de kinderen zal doen boeten voor de zonden van de ouders’ (die is in NBV21 ‘verbeterd’.
click to open
Eerbiedskapitaal
Van het eerste getuigt de terugkeer van de Eerbiedskapitaal in voornaamwoorden die verwijzen naar God (“Ik geloof Hem op Zijn woord”). In de NBV 2004 deed men dat niet meer. Dat was een echte vernieuwing t.o.v. bijvoorbeeld de vertaling van 1951, maar ook de nog de Willibrordvertaling van 1995. Nu keert men dus weer terug naar de situatie zoals die voorheen was. Dat heeft toch wel gevolgen, en niet alleen esthetisch (voor het woordbeeld). God wordt – zo wordt al snel duidelijk – door het Bijbelgenootschap verondersteld ‘drie-enig’ te zijn, want ook alle voornaamwoorden die naar Jezus en de heilige Geest verwijzen krijgen een hoofdletter. Het dogma van de triniteit werpt zo een schaduw op een pre-trinitaire tekst. En ook de christologisch lezing van het Oude testament (m.n. Psalmen, Profeten) wordt plots een discussiepunt voor vertalers. Hiernaar gevraagd, verschuilt het bijbelgenootschap zich achter het Groene Boekje en de Taalunie. Het is geen principiële keuze, zo stellen ze, maar een ‘trendvolgende’. TERZIJDE: In de propaganda wordt dit wel degelijk als een voorbeeld van ‘Wij hebben naar u geluisterd, vrome lezer’ verkocht
Trendvolgend
Op zich is de redenering van het bijbelgenootschap wel interessant. De afgelopen 20 jaar is blijkbaar het ontzag voor God (in alle soorten en maten) weer toegenomen in onze samenleving. Of u dat positief/negatief waardeert, is aan u. Directeur R. Buitenwerf schrijft daarover:
“Een aantal jaar geleden heeft het NBG een gesprek gehad met de Nederlandse Taalunie. Daar is de vraag voorgelegd of de verwachting was dat deze hoofdletters op afzienbare termijn uit het Groene Boekje zouden verdwijnen. Voorlopig in elk geval niet, was het antwoord, hoewel de hoofdletters van respect wel tot de ‘softere’ grammaticale regels behoren; het zijn meer adviezen dan strikte regels. Daarbij komt: de regels zijn trendvolgend. En de voorzichtige trend uit de jaren zeventig en tachtig dat de religieuze eerbiedshoofdletter ging verdwijnen, is niet verder doorgezet. Sowieso zou ten minste één andere grote uitgever op gebied van geloof en religie moeten stoppen met de eerbiedshoofdletter om deze regel uit het Groene Boekje te krijgen. Een goede kandidaat was het Nieuwe Liedboek voor de kerken dat in 2013 verscheen. Maar ook in het liedboek krijgen de persoonlijke voornaamwoorden die naar God, Jezus of de heilige Geest verwijzen, een hoofdletter.”
NBV21 en Liedboek 2013: tekenen der tijden, tekens aan de wand.
Ooit was er een tijd dat men het heel gewoon vond in de USA om negers op te hangen aan bomen. Substantial Evidence was voor zo’n lynch-partij niet nodig. De aanklacht hoefde enkel van een blanke te komen, dat was genoeg. Het lied over dit ‘strange fruit hanging from the trees’ heeft vele gewetens doen ontwaken vooral toen Billie Holliday het in 1939 op haar repertoire zette. Dit leidde uiteindelijk – dat is veel te laat – tot meer recht voor de zwarte burgers van dat land.
Ik moest aan dit lied denken, toen wij op 18 januari lazen over het einde van Absalom. Ook hij hing aan een boom, geklemd tussen twee takken van een ‘terebint’ (een boomnaam met een bijna religieuze klank), verstrikt in zijn mooie haren zoals de traditie wil. Ab-salom: de vrede van zijn vader, cynisch klinkt zijn naam.
Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan. Het was zìjn vader, David, die het zwaard had opgenomen en de Hethiet Uria had omgebracht om diens vrouw (Bathseba) ongestoord tot zich te kunnen nemen. Sindsdien is het zwaard niet meer geweken van zijn huis. “De zonden der vaderen worden bezocht aan de kinderen tot in het 3de en het 4de geslacht.” Dat is geen rare zin uit de tien geboden, dat is gewoon een ware zin uit een oud en wijs boek. Ook de rest van Absaloms leger werd verzwolgen door het woud van Efraïm, als het al niet viel door de scherpte des zwaards.
De associatie met het lied van Billie Holliday is trouwens niet de enige link die vanuit het beeld van de hangende Absalom bij mij opkwam. Toen ik in de tekst namelijk ook nog las dat hij tussen hemel en aarde hing. (2 Samuël 18:9), schoot mij het bekende gedicht ‘Memlinc’ (uit ‘Vormen’ 1924) van Martinus Nijhoff te binnen:
Ernstig en eenzaam staat Tussen de holten van Hemel en aarde de man Die Gods woorden verstaat,
Antwoord weet, maar nog zwijgt Zo lang de vraag nog klinkt, Wacht tot de wereld verzinkt En een ster de zon overstijgt.
Hong’rend naar eeuwigheid Brak hij zijn leven als brood, Proefde in dit voedsel de dood, Deed afstand, en houdt zich bereid.
Luisterend, zwijgend, en in Vroomheid bereid: voorwaar, Dit is geen einde nog, maar Een voorgoed begonnen begin.
Dit gedicht heeft niets met Absalom te maken, net zo min trouwens als het lied van Billie Holliday, eerder met Jezus, vermoed ik, maar – zoals een goed gedicht betaamt – ook dat is niet zeker.
Anderzijds: Zou het geloof in Jezus, hangend aan het hout, dan niets te maken hebben met negers die gelyncht werden en met Absalom die te gronde ging aan z’n brandende ambitie (of was het een in z’n tegendeel verkeerde vaderliefde….of had het nog met de verkrachting van z’n zus te doen… of… Wie kent nou echt een ander mens? Met de maat waarmede gij meet, zult gij ook zelf gemeten worden).
Wij moeten die toch juist bij elkaar houden: al die lijdende mensen, al die stervenden, al die vastgelopenen èn die ene die lijdt in Gods opdracht, als knecht des Heren. Hun lijden is toch – ergens – in zijn dood begrepen. Hun dorst (naar gerechtigheid of naar zin of naar léven) is toch in zijn kruiswoord ‘Mij dorst’ vervat ?
Hij is toch geen wereldvreemde ‘Here Jezus’ geweest. Hij was toch onzer één, zijn voetstap is toch op onze aarde geplant, déze met bloed bevlekte aarde, vol ‘strange fruit’. De Messias van Israel is toch Gods heil, dat Hij bereid heeft voor het oog van alle volken (lofzang van Simeon, Luk 2: 31, Evangelieezing voor 2 februari).
Nu ik het zo op schrijf: Zou het toevallig zijn dat David in de rouwklacht over ‘zijn zoon, Absalom’ over plaatsbekleding begint te spreken: Och, dat ik, ik in uw plaats gestorven ware…en dat de dichter van het lied ‘Strange Fruit’, Abel Meeropol, een Jood was ?