Als er in de kerk wissels worden omgezet met betrekking tot de opvattingen over hoe God met ons in contact treedt – dat was de core issue van de Reformatie – dan verandert niet alleen de kerkelijke leer, neen, dan verandert ook het leven en dus de liturgie van de zondagse eredienst. Ik noem enkele karakteristieke elementen die hiermee samenhangen:
- De bemiddelende priester, die via de (onbloedige) herhaling van het misoffer aan het altaar de genade aan het volk van Godswege meedeelt/uitdeelt is weg.
Hij is niet meer nodig, want ieder mens staat rechtstreeks voor God en heeft via Christus – in gebed – toegang tot de troon der genade, zoals dat vroeger zo mooi heette. Daarom is het altaar in de protestantse kerk ook geen altaar, maar een tafel, waaromheen de gelovigen (het lichaam van Christus) samenkomen en al gedenkend met hun Heer (het Hoofd van het lichaam) communiceren- liturgisch gevolg: Hiermee is het organiserend principe uit de liturgie van de misviering vewijderd. De Roomse (Romeinse) ritus is immers gericht op de eucharistieviering. De Woorddienst was hierin – niet altijd, maar wel vaak – maar een voorafje. De protestantse vergadering der gelovigen heeft op z’n minst twee brandpunten: Woord èn Sacrament (Lutherse & Anglicaanse traditie) of – als reactie op het roomse accent – focust enkel op het Woord (en pas vandaaruit krijgt ook weer het Sacrament een plaats (zo in de calvinistische traditie) . Calvijn zelf heeft altijd geijverd voor het behoud van twee brandpunten in de lilturgie met een wekelijkse avondmaalsviering.
- Het ambt daalt af van het sacrale verhoog en mengt zich onder het volk (de leken).
De ambten van ouderling (presbyter) en diaken verschieten hierdoor enorm van kleur en inhoud, met name bij Calvijn. De tweedeling tussen clerus en leken wordt minder absoluut. Of ze – in de beleving van de mensen – ook echt opgeheven is, is betwistbaar: Hoe vaak vervult een dominee toch ook niet de rol van een bemiddelende priester.- liturgisch gevolg: De hele christelijke gemeenschap als – volk van God op weg – wordt in principe zelf drager van de liturgie. Zij draagt de verkondiging (= handdruk van de ouderling), zij beleeft de volledige communicatie (communio) met Christus in de sacramenten en zij bidt ook zelf. In het licht van dat laatste moet de herwaardering van de gemeentezang worden verstaan. Dat is niet bedoeld ter onderbreking van de monoloog van de dominee; Neen: Zingen is de basisvorm van het gemeenschappelijk gebed. De gemeenschap stelt zich al zingend voor God, verootmoedigt zich, klaagt haar nood, prijst God, dankt Hem en aanbidt Hem.
- De ontmoeting met God is niet te organiseren of af te dwingen, want God is souverein.
De bedeling van de genademiddelen besteedt Hij nooit uit aan bepaalde mensen (de priesterkaste) en laat hij ook niet opsluiten in bepaalde sacrale handelingen. Er werkt in de protestantse traditie niets ex opere operato (= magisch, vanzelf). “God gaat niet per se naar de kerk als wij naar de kerk gaan.” Wel is het zo dat de ervaring van eeuwen heeft geleerd op welke wijze je God het minst voor de voeten loopt en dus het meeste kans hebt dat Hij aan het woord kan komen.- liturgisch gevolg: de orde van de eredienst is in de protestantse traditie de poging van de gelovige gemeenschap om het eigen samenzijn zó te laten verlopen dat God de meeste kans heeft echt aan het woord te komen. Juist de afwezigheid van het altaar (met tabernakel en godslamp) hebben een sterk symbolische waarde. Het maakt duidelijk dat wij niet beschikken over het centrum van onze eredienst, omdat het centrum van onze eredienst God zelf is, die als heilige Geest komt en gaat wanneer en zoals Hìj wil. De eredienst wordt dus principieel opgebouwd rond een leeg midden, waar wij verwachten dat Hij zelf verschijnen zal en ons zal aanspreken door Woord en Geest. Daarom dat elke Schriftlezing voorafgaat door de aanroep van de Heilige Geest om ons verstand te verlichten. Ja, zelfs tijdens de viering van het Heilig Avondmaal en de bediening van de Heilige Doop blijft dit respect voor Gods vrijmacht bepalend aanwezig. Het gebed over de gaven, resp. het doopgebed zijn hiervan de gestolde vormen.