Charles Péguy over “la petite fille l’espérance”

Het mysterie van de hoop…

In zijn prachtige – maar eindeloos lange – tekst over de ‘tweede’ van de drie kardinale deugden van het Christendom (Geloof, Hoop en Liefde), roept Charles Péguy (overleden in 1914) het beeld op van de hoop die als klein meisje tussen haar twee grote zussen (volwassen vrouwen, moeders) wandelt en daarom door iedereen over het hoofd wordt gezien… maar – aldus Péguy – tòch is zij degene over wie God zich het meest verbaast… “Mais l’espérance, dit Dieu, voilà ce qui m’étonne.” Hieronder heb ik enkele sterke beelden uit deze tekst gedistilleerd en aan elkaar geparafraseerd.


Ziet u daar, dat kleine meisje… huppelend tussen haar twee grote zussen? Dat is hoop. En die andere twee, haar zussen? dat zijn geloof en liefde. Tussen hen zinkt ze in het niet. Geloof en liefde zijn vrouwen, zegt Péguy, volwassen vrouwen. Vergeleken met hen…

is hoop een meisje van niks, een prutske.
Ze gaat nog naar school. 
Niemand let op haar.
En zo stapt ze daar, tussen haar twee grote zussen in, 
ze verdwijnt in hun ruisende rokken
De ene aan de linkerzijde
De andere aan de rechterzijde
En zij er tussenin.
Dat kleine meisje, hoop:
In het midden.
 
En midden tussen haar twee grote zussen lijkt het of zij zich voort-trekken laat...
Maar wie dat zo ziet, is blind
En ziet niet dat in werkelijkheid, zij het is die de anderen vooruit helpt.
Zij, het kleine meisje, ‘hoop’ 
- je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
je denkt soms: wat is het klein, dat vlammetje,
Maar niemand krijgt het uit...
Nooit zal het doven. 
Altijd weer laat het zien,
wat er niet is, maar komen kan.
Zien, soms, even.
 
Wat me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben ik echt ondersteboven van.
De mensenkinderen, ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven
dat het morgen omslaat.
Ze zien hoe het in de wereld toegaat
En toch geloven ze dat het morgen
beter gaat.
 
Dat is toch ongelooflijk.
Soms, zegt God, soms kan ik mijn eigen ogen niet geloven. 
 
Ja, de geloofsvorm, zegt God, waar ik het meest van hou,
is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Liefde, daarvan versta ik de bron
Maar de hoop, dat is bijna niet te geloven.
Ikzelf zegt God, ik ben ervan ondersteboven.
 
Ça c'est étonnant.
 
 

Deze tekst, La foi que j’aime le mieux, dit Dieu, c’est l’espérance, is afkomstig uit Le Porche du Mystère de la Deuxième Vertu (1910). De oorspronkelijke tekst was door Péguy bedoeld voor de herdenking/viering van de 500ste geboortedag van Jeanne d’Arc in 1912. Het is een onderdeel van het “toneelstuk”. De spreker is ‘Madame Gervaise’. De setting is de 15e eeuw.