Joseph Hahn (1917-2007) dichter, grafisch kunstenaar

BIOGRAFIE

Joseph Hahn was één van de laatste native Bohemians, die nog in het Duits schreef. Geboren 20 juli 1917 in Bergreichenstein in Zuid-Bohemen (nu Kasperske hory – Tsjechië). Dat gebied maakte toen deel uit van de Donaumonarchie. Hij overleed op 90-jarige leeftijd, in 2007 (in de staat Vermont, USA). Joseph kon in 1939 op het nippertje (geholpen door Zionistische vrienden van zijn vader) naar London ontkomen. Op 2 augustus stapte hij op de trein in Praag, om een kleine dag later in Brussel uit te stappen. Via Antwerpen naar London. In 1945 reisde hij verder door: naar de USA. Nog maar net getrouwd (1947) werd bij zijn vrouw, Olga Kleinmünz, multiple sclerose vastgesteld. Hij verzorgde haar tot haar overlijden in 1978. Onderwijl werkte hij als retoucheur van foto’s om te overleven, en had enkel tijd om te tekenen (hij was eigenlijk grafisch kunstenaar) – en te schrijven – als hij onderweg was naar en van zijn werk, in de trein. In 1989 hertrouwde hij met Henriette Lerner,en verhuisde naar Vermont, waar de bossen hem aan thuis deden denken. Als grafisch kunstenaar is hij bekend bij connaisseurs (o.a. de Albertina heeft een serie gravures van hem), als dichter is hij quasi onbekend. Toch is ook op dit terrein zijn artistieke nalatenschap rijk (niet in aantal, maar in kwaliteit).

Drie gedichten (Duits-Nederlands) – opent nieuwe pagina

Interview door Christoph Störmer (2007) – vertaling Dick Wursten

Original Radio Prague (tekst en geluid: mp3 )

Oorlog, vervolging en vlucht – het Europese trauma van de 20ste eeuw. Vele duitssprekenden die hun leven konden redden, verloren hun taal in ballingschap. Voor veel schrijvers was het het einde van een carrière, die vaak nog maar net begonnen was. Iemand die erin slaagde om een beperkt maar rijk oeuvre uit zijn moeilijke leven te persen, is de graveur Joseph Hahn. In 2007 werd hij geïnterviewd. Apocalyptische visioenen, verdriet en existentiële wanhoop spreken uit zijn poëzie en grafische kunst, maar ook, steeds weer, hoop en ontroering over, voor, voortspruitend uit de schepping. Zijn grafische werken zijn o.a. te vinden in de Albertina in Wenen, zijn gedichten heeft hij pas laat verzameld in vier kleine bundels.

  • Gedichte und fünf Zeichnungen. Bern: Francke Verlag, 1987.
  • Eklipse und Strahl. Gedichte mit zehn Zeichnungen. Paderborn: Igel Verlag, 1997.
  • Holocaust Poems 1965–1975. Translated by David Scrase. Burlington, Vermont: The Center for Holocaust Studies, University of Vermont, 1998.
  • Die Doppelgebärde der Welt. Gedichte, Prosa, Zeichnungen. Herausgegeben von Thomas B. Schumann. Mit einem Nachwort von Wolfgang Mieder und David Scrase. Hürth bei Köln und Wien: Edition Memoria, 2004.

Interview


U bent voor het eerst in 65 jaar weer terug in Tsjechië – ik kan me voorstellen dat het niet gemakkelijk is om na zo’n lange tijd weer terug te komen. U lijkt volkomen ontspannen.
“Terugkomen was voor mij geen probleem. Ik ben gewoon op zoek naar de mooie dingen die hier altijd zijn geweest – het Oude Stadsplein bijvoorbeeld. Ik heb het ‘s avonds weer bekeken en het was een sprookje! Dus ik kwam terug in een sprookje. Dat was helemaal geen probleem.”
Wat betekent Bohemen vandaag de dag nog steeds voor je? Je thuisland? Het land van je jeugd?
“Ik ben een wereldburger – heel eenvoudig. Ik wil niet toegeven dat ik nog steeds een band heb met mijn oude vaderland, omdat het volledig verwoest is. Ik wil me niet verhouden tot een verschrikkelijke woestijn. Het huis waar ik geboren ben is verwoest, alles wat er over is, is een kuil in het gras. Dat is geen thuis.”
U schrijft over het “dubbele gebaar van de wereld” (titel van laatste bundel, 2004: Die Doppelgebärde der Welt, vertaling NL), d.w.z. de gelijktijdigheid van tragedie en heerlijkheid. Waar haalt u na de lange 20e eeuw, die u bijna helemaal hebt meegemaakt, de hoop of zekerheid vandaan dat de wereld ook heerlijkheid te bieden heeft?
“De heerlijkheid zit nog steeds in de half vernietigde natuur. Als we de natuur volledig vernietigen, zal er geen heerlijkheid meer zijn. Dan komen we steeds dichter bij een maanlandschap. Ik geloof dat het vandaag de dag de plicht van de kunstenaar is om zich aan te sluiten bij degenen die nog iets voor de wereld willen doen en niet alleen maar klagen.”

Als je je engel misacht,
zal de aarde een pokdalige maan worden.
Gedenk, gedenk:
Het lot rijdt over de aarde en hoort.


“Ik wil iets zeggen over egocentrische adolescentie, de blijvende onvolwassenheid van de mens, die nog steeds met zichzelf bezig is. Dat was nooit goed, maar nu kan dat helemaal niet meer. De wereld is zo klein geworden, en onderling verbonden. Alles hangt met alles samen: Als je in zo’n wereld alleen maar aan jezelf en je familie denkt, dan is dat een gevaarlijke vergissing.”
“Als we naar een beekje gaan, een bos – mensen lopen er vandaag langs zodat ze thuis kunnen zeggen: kijk: wij waren daar en daar. Maar in werkelijkheid waren ze er niet! Je kunt niet zeggen dat je ergens was als je er niet ook met je ziel was. Ik kom altijd terug op de heel eenvoudige woorden van Albert Schweizer: eerbied voor het leven. En als je dat niet echt hebt, en bijvoorbeeld enkel voor het mensenlijk leven, dan is dat op de lange duur niet genoeg.”

Lange tijd sprak u bewust geen Duits. Hoe kunt u poëzie schrijven in een taal waar u tegelijk ook van wilt wegblijven?
“Wegblijven is niet het goede woord. Ik houd me ook niet afzijdig, mentaal. Maar ik kan het gewone alledaagse Duits inderdaad niet uitstaan. Dat doet me nog steeds denken aan de daders van toen, de misdadigers. Het is in zekere zin hun taal. Maar het grote Duits van Goethe, Heine en Büchner, dat is mijn Duits en daarin voel ik me thuis.”
Uiteindelijk moest – of kon – u in ballingschap gaan in Amerika. Het klassieke beeld van ‘Amerika als smeltkroes’ – werkt dat? Hebt u een thuis gevonden in Amerika?
“Ik smelt niet zo snel. Ik heb de natuur gevonden in Vermont – na 40 jaar kwelling in New York, dat ik haatte. In New York moest ik werken om de kost te verdienen. Maar ik smolt nergens. Ik smelt alleen in de natuur.”