De Paasmorgen voorafgebeeld in het Hooglied

Cyrillus over het Hooglied en Maria Magdalena

Cyrillus van Alexandrië (d. 444)

Toen ik de Paaspreek aan het voorbereiden was over Maria Magdalena die ‘s morgens vroeg ronddoolt in de hof op zoek naar de Heer, moest ik denken aan de scène in het Hooglied, waar de bruid (het meisje) ‘s nachts op zoek is naar haar geliefde, door de stad dwaalt en hem niet vindt. Dan wordt ze door de wachters aangesproken, en – plots – vindt ze hem, grijpt hem vast en wil hem niet meer loslaten… Cyrillus van Alexandrië zag 1600 jaar geleden dezelfde verbanden als ik. De tekst in kwestie is Hooglied 3: 1-4 (vertaling zie onder). Het verhaal van Maria in de hof vindt u in Johannes 20: 1, 11b-18 (met de beroemde Noli me tangere scène, oneindig vaak afgebeeld). Zou de evangelist de tekst van Hooglied gebruikt hebben als matrix om zijn vertelling over Maria vorm te geven?

Hooglied 3: 1-4 (vertaald naar Septuaginta)

1. ’s Nachts in mijn bed (rustplaats) zocht ik mijn zielsbeminde.
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
2. “Ik zal opstaan, rondgaan in de stad, in de straten, op de pleinen, en mijn zielsbeminde zoeken.”
Ik zocht hem, maar ik vond hem niet.
3. De wachters vonden mij op hun ronde door de stad.
“Hebben jullie mijn zielsbeminde gezien?”
4. Nog maar nauwelijks was ik hun voorbij gegaan, daar vond ik mijn zielsbeminde. Ik greep hem vast en zal hem niet meer loslaten tot ik hem gebracht heb in het huis van mijn moeder, in de kamer van haar die mij baarde.

Commentaar van Cyrillus op Hooglied 3, vers 1: Op mijn bed, ‘s nachts zocht ik mijn geliefde

Patrologia Graeca, vol. 69, kolom 1285 – werken van Cyrillus van Alexandrië – fragmenten uit een toelichting op het Hooglied. Ook opgenomen in PG 87/2, kolom 1620 (catena op het Hooglied van Procopus van Gaza = bloemlezing samengesteld dor Procopus)

Nederlandse vertaling

De Griekse tekst heb ik vertaald. De citaten uit Hooglied 3 zijn onderlijnd. Ik heb ook de impliciete Schriftcitaten geëxpliciteerd. NB: Zowel in het Latijn als Grieks zijn de gebruikte woorden voor ‘bed’ en ‘graf’ breder/meerduidiger.
Koitè (cubicule of lectum) = rustplaats (kan het bed zijn, maar ook de ruimte).
Mnèma (monumentum – woordstam is identiek: gedenken) = gedenkteken, tombe.

Het gaat hier over de vrouwen die zeer vroeg op de Sabbath naar de tombe van Jezus zijn gegaan, en hem niet hebben gevonden. – ‘Op de rustplaats of ‘vanuit de rustplaats’, ‘haar rustplaats‘, zo noemt ze de graftombe van de Heer waarin wij met hem begraven zijn (Rom 6,4). Maar zij vond hem niet maar hoorde daarentegen: “Hij is hier niet, want hij is opgestaan.” (Lk 24,6).  En de wachters-engelen vonden haar, aan wie zij vroeg: “Waar hebben jullie de Heer gelegd?” (Joh 20,15). En terwijl zij de ondervraagden voorbijging, verscheen de Heer zeggend: “Gegroet” (Mt 28,9). Daarom zegt ze: ‘Nauwelijks was ik hen voorbijgegaan en ik vond hem, en ik liet hem niet meer los‘ (=Hgl 3:3,4). Want zij greep zijn voeten vast, en zij hoorde: “Houd mij niet vast”. (Joh 20,17 – voeten = conflatie met Joh 12,3). Het ‘huis van de moeder‘ (=Hgl 3,4), zo noemt hij de samenkomst (synagoge in het Grieks) van de apostelen, waarheen hij haar zond om de blijde boodschap te brengen van Christus’ opstanding. (Joh 20,18)

Dick Wursten, Pasen 2023