Een plek om op verhaal te komen (derde plek)

Wat was eigenlijk Jezus’ favoriet plek ?

Van Jezus weten we veel, maar tegelijk ook weinig. Zo kennen we de kleur van zijn ogen of haar niet, we weten niet hoe groot (of klein) Hij was, of Hij een bas-, bariton of tenorstem had. We weten niet waar zijn huis stond als Hij dat had; al vermoeden we dat Hij in Kapernaüm woonde. En als Hij in Jeruzalem was: waar sliep Hij dan? Op de Olijfberg? Vast wel, maar meestal zal Hij toch wel gelogeerd hebben bij een van z’n vrienden of vriendinnen (in Betsaïda bijvoorbeeld bij Maria, Martha en Lazarus). Wat we wel weten, is dat Hij overdag het liefst in de tempel vertoefde.

Bij het woord tempel moet je niet denken aan een plek waar een gewijde stilte hangt. Nee, ik denk eerder aan een ‘grote Markt’ in een mediterrane stad, met zuilengalerijen (stoa, in het Grieks). En denk er het geroezemoes van de handelaren maar bij; gesprekken met priesters of discussies tussen Schriftgeleerden. Een constant komen en gaan van mensen. Jezus was er graag. Het is daar, op die plek, dat Hij het evangelie heeft verkondigd. Niet roepend vanaf een zeepkist of galmend vanaf een kansel, nee: in de gewone dagelijkse gesprekken met mensen die Hij daar tegenkwam ‘geschiedde het evangelie’. ‘Dagelijks was Ik bij jullie in de tempel om onderricht te geven’, zegt Hij bij zijn arrestatie (Marcus 14:49).

Voorhof

Ik denk zelfs dat ik weet waar Hij het liefste zat in de tempel: op de trap in de ‘voorhof der vrouwen’. Hoe ik dat weet? The Bible tells me so. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik probeer me bij het lezen van bijbelverhalen altijd de situatie voor te stellen. Ik wil Jezus zien, de mensen om Hem heen, de gebouwen op de achtergrond, de straatstenen, de bomen, het licht, het geluid. En als ik lees dat Jezus – na een nacht te hebben doorgebracht op de Olijfberg – de volgende ochtend weer in de tempel was, en ging zitten (Johannes 8:2), dan stel ik me dat ook echt voor. En dan vraag ik me af: waarop ging Hij dan zitten? Want denk maar niet dat daar banken en stoeltjes stonden. Nee, de enige plek waar je kon gaan zitten in de tempel is op een traptree tussen de verschillende ‘voorhoven’.

Vreemde vrijspraak

Op die plek is het, dat enkele rechtzinnige gelovigen komen aangestormd en een vrouw voor Hem neerwerpen die overspel heeft gepleegd. Enfin, je kent het verhaal. Je ziet het voor je. Jezus tekenend in het zand, je hoort de stenen één voor één vallen in het zand als de mannen afdruipen. Dat is allemaal gebeurd bij de trap aan het eind van de ‘voorhof der vrouwen’. Echt waar, want als Jezus na die vreemde vrijspraak een heel nieuw licht op het wereldgebeuren heeft geworpen, besluit de evangelist de episode met de droge mededeling: ‘Dit zei Hij bij de schatkamer van de tempel, waar Hij onderricht gaf’ (Johannes 8:20). Dezelfde plek overigens als waar de weduwe haar penninkske in de offerkist werpt en Jezus de financiële wereld op zijn kop zet door haar gift de hemel in te prijzen (Marcus 12:41). En dat is rechts van de trap die toegang verschafte naar de Voorhof (waar de vrouwen niet mochten komen. Tsja, andere tijden)

Een derde plek

Wat wil ik hier nu eigenlijk mee zeggen? Niet zoveel. Ik wil er alleen maar op wijzen dat het evangelie in zijn oervorm niet wordt meegedeeld in een speciaal daarvoor ingericht gebouw (zoals een kerk), maar op wat de Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg ooit genoemd heeft een ‘third place’, een van die speciale plekken in de mensenwereld waar je met je vrienden naartoe gaat, waar je van gedachten wisselt, je hart lucht, ervaringen deelt, verhalen vertelt. Sinds de pandemie op z’n laatste benen loopt (fingers crossed) weten we weer precies waar die plekken zijn: de Graslei in Gent, de kaaien in Antwerpen, de terrassen voor de cafés. Skatepleinen, speeltuinen, parken en hangplekken.

De eerste plek, aldus Oldenburg, is je (t)huis. De tweede is je werkplek, die je deelt met collega’s. Allebei belangrijk, maar daarnaast hebben mensen informele plekken nodig om elkaar te ontmoeten: ‘third places’. Het gesprek is er ontspannen, er hoeft niets, maar er gebeurt veel. Je kunt er (weer) ‘op verhaal komen’. Lokale bibliotheken en boekhandels proberen zich vandaag de dag om te vormen tot zulke third places. Gelijk hebben ze! De ‘voorhof der vrouwen’ was er ook eentje. En ik vraag me af: waarom zouden onze kerken (en de ruimtes eromheen) niet zo’n derde plek kunnen worden? Zet ze open en laat maar komen, laat het evangelie maar gebeuren, die ‘blijde tijding’: al die dingen in een mensenleven waardoor je ervaart dat het leven goed is, en dat het goed komt.

Dick Wursten (geschreven voor Open Kerkendag (Belgie, 5-6 juni)

Open Churches

Strange fruit hanging from the trees

Over Absalom, David en Jezus

Ooit was er een tijd dat men het heel gewoon vond in de USA om negers op te hangen aan bomen. Substantial Evidence was voor zo’n lynch-partij niet nodig. De aanklacht hoefde enkel van een blanke te komen, dat was genoeg. Het lied over dit ‘strange fruit hanging from the trees’ heeft vele gewetens doen ontwaken vooral toen Billie Holliday het in 1939 op haar repertoire zette. Dit leidde uiteindelijk – dat is veel te laat – tot meer recht voor de zwarte burgers van dat land.

Ik moest aan dit lied denken, toen wij op 18 januari lazen over het einde van Absalom. Ook hij hing aan een boom, geklemd tussen twee takken van een ‘terebint’ (een boomnaam met een bijna religieuze klank), verstrikt in zijn mooie haren zoals de traditie wil. Ab-salom: de vrede van zijn vader, cynisch klinkt zijn naam.

Wie het zwaard opneemt, zal door het zwaard vergaan. Het was zìjn vader, David, die het zwaard had opgenomen en de Hethiet Uria had omgebracht om diens vrouw (Bathseba) ongestoord tot zich te kunnen nemen. Sindsdien is het zwaard niet meer geweken van zijn huis. “De zonden der vaderen worden bezocht aan de kinderen tot in het 3de en het 4de geslacht.” Dat is geen rare zin uit de tien geboden, dat is gewoon een ware zin uit een oud en wijs boek. Ook de rest van Absaloms leger werd verzwolgen door het woud van Efraïm, als het al niet viel door de scherpte des zwaards.

De associatie met het lied van Billie Holliday is trouwens niet de enige link die vanuit het beeld van de hangende Absalom bij mij opkwam. Toen ik in de tekst namelijk ook nog las dat hij tussen hemel en aarde hing. (2 Samuël 18:9), schoot mij het bekende gedicht ‘Memlinc’ (uit ‘Vormen’ 1924) van Martinus Nijhoff te binnen:

Ernstig en eenzaam staat
Tussen de holten van
Hemel en aarde de man
Die Gods woorden verstaat,

Antwoord weet, maar nog zwijgt
Zo lang de vraag nog klinkt,
Wacht tot de wereld verzinkt
En een ster de zon overstijgt.

Hong’rend naar eeuwigheid
Brak hij zijn leven als brood,
Proefde in dit voedsel de dood,
Deed afstand, en houdt zich bereid.

Luisterend, zwijgend, en in
Vroomheid bereid: voorwaar,
Dit is geen einde nog, maar
Een voorgoed begonnen begin.

Dit gedicht heeft niets met Absalom te maken, net zo min trouwens als het lied van Billie Holliday, eerder met Jezus, vermoed ik, maar – zoals een goed gedicht betaamt – ook dat is niet zeker.

Anderzijds: Zou het geloof in Jezus, hangend aan het hout, dan niets te maken hebben met negers die gelyncht werden en met Absalom die te gronde ging aan z’n brandende ambitie (of was het een in z’n tegendeel verkeerde vaderliefde….of had het nog met de verkrachting van z’n zus te doen… of… Wie kent nou echt een ander mens? Met de maat waarmede gij meet, zult gij ook zelf gemeten worden).

Wij moeten die toch juist bij elkaar houden: al die lijdende mensen, al die stervenden, al die vastgelopenen èn die ene die lijdt in Gods opdracht, als knecht des Heren. Hun lijden is toch – ergens – in zijn dood begrepen. Hun dorst (naar gerechtigheid of naar zin of naar léven) is toch in zijn kruiswoord ‘Mij dorst’ vervat ?

Hij is toch geen wereldvreemde ‘Here Jezus’ geweest. Hij was toch onzer één, zijn voetstap is toch op onze aarde geplant, déze met bloed bevlekte aarde, vol ‘strange fruit’. De Messias van Israel is toch Gods heil, dat Hij bereid heeft voor het oog van alle volken (lofzang van Simeon, Luk 2: 31, Evangelieezing voor 2 februari).

Nu ik het zo op schrijf: Zou het toevallig zijn dat David in de rouwklacht over ‘zijn zoon, Absalom’ over plaatsbekleding begint te spreken: Och, dat ik, ik  in uw plaats gestorven ware…en dat de dichter van het lied ‘Strange Fruit’, Abel Meeropol,  een Jood was ?

Ds. Dick Wursten

Cozzolani

een componerende kloosterzuster uit Milaan

Dixit Dominus (ps 110), Chiara Margarita Cozzolani (1656) – Nederlands Kamerkoor (Flagey, Klara, Psalmsexperience)

Chiara Margarita Cozzolani (1602-ca. 1677) was een Italiaanse componiste, zangeres en benedictijner non. Dat lijkt bijzonder, zeker voor een kloosterzuster, maar de 17de eeuw had een andere visie en beleving van het religieuze leven (inclusief dat van kloosterzusters) dan wij. Er waren nog wel meer vrouwen die (kerk)muziek schreven en uitvoerden, zongen. Cozzolani was non (en later moeder-overste) van het vrouwenklooster van Santa Radegonda in Milaan. Haar muziek werd gepubliceerd tussen 1640-1650). De Vespers zijn het bekendst (daaruit ook deze psalm). De nonnen van dat klooster waren ook buiten de kloostermuren bekend om hun zangtalent. Onderzoek heeft zelfs aangetoond dat er ook instrumenten werden bespeeld in het klooster en dat het zelfs niet onmogelijk is dat ‘mannen’ meewerkten aan de muzikale missen. De aartsbisschop, Alfonso Litta, probeerde deze ‘wereldse neigingen’ te verbieden, maar krijgt tegengas van stedelijke families. Ook theologen scharen zich aan de kant van de musicerende nonnen. Schitterend.

De muziek van Cozzolani is niet gemakkelijk (complexe polyfone muziek, tot 8-stemmig). Het zegt dus iets over de zangkwaliteiten waarover de nonnen in het klooster van Santa Radegonda moeten hebben beschikt. Eigenlijk moet je het eens opnemen met een vrouwenensemble, klinkt toch anders. Anderzijds: vrouwen kunnen – als ze dat willen – ook behoorlijk ‘bassen’. Enfin, Zoals u hoort: dit is complexe polyfonie van een hoog gehalte, alleen door geschoolde vocalisten te beheersen, maar dan is de schoonheid ervan ook ongehoord. Het Nederlands Kamerkoor doet z’n best… Het ritmisch-retorische affect valt op en getuigt van een grote muzikale verbeeldingskracht.

Een stukje orgelmuziek

Heinrich Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (2 versetten), door Willem Ceuleers gespeeld op het Walckerorgel in de Protestantse kerk van de Lange Winkelstraat te Antwerpen (met in het tweede verset de onlangs door Marc Nagels gereviseerde cornet)

Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (twee versetten)

De opname is afkomstig uit de online-viering van 24 januari 2021. Hieronder dus met beeld. Het was de sortie.

Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (twee versetten)

Drie koningen

Klik op de afbeelding hieronder om een visuele en theologische analyse van dit schilderij te lezen… Ze zit namelijk vol verborgen symboliek.

De kindermoord en de ‘opstand’ van Jozef…

Evangelielezing: Mattheüs 2: 13-20

Na hun vertrek verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: “Sta op, neem het kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het kind zoeken om het te doden.”  Hij stond op en week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egypte uit.  Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet: Ik heb mijn zoon geroepen uit EgypteZodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Betlehem en heel het gebied daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd.  Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was:  
Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer:
Rachel, wenend om haar kinderen, wil niet getroost worden,
omdat zij niet meer zijn …

[in het onderstaande fragment begint Rachels klacht bij 0:56]

Terwijl de evangelist het verhaal vertelt (zingt), wordt in beeld de rouwklacht van Rachel over haar kinderen verbonden met de Joodse, Sinti en Roma kinderen die tijdens de 2de Wereldoorlog zijn omgebracht. De Bijbelvertaling die u in beeld ziet is een Nederlandse vertaling (1648) van de Lutherbijbel.

Het Kerstverhaal van Mattheüs eindigt echter niet met de kindermoord. Het eindigt met het bericht dat Jozef ‘uit Egypte trok en aankwam in Israel’. Je kunt dit verhaal ook theologisch lezen, d.w.z. als een ‘allegorie’. Dan wordt hier op subtiele wijze het verhaal van de Exodus hernomen – zoals gesuggereerd door het citaat uit Hosea: UIt Egypte heb ik mijn Zoon (=Israel) geroepen. Als dat juist is dan valt op dit gruwelijke lijdensverhaal een Opstandingslicht. Het wordt een Paasverhaal met als spilfiguur: Jozef. Hij is degene die tot tweemaal toe door een engel wordt aangemaand om ‘op te staan’. Eerst om naar Egypte te vluchten en dan om uìt Egypte te trekken… Beide malen moet hij ‘het kind en zijn moeder meenemen’. Jozef is hier een tweede Mozes. Het gaat om uittocht, doortocht, intocht.

Vervolg van de lezing

Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer. De engel zei: ‘Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ 21 Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël.

Voor de liefhebbers: in de toonzetting van het Kerstverhaal breidt Heinrich Schütz het appèl van de engel tweemaal uit tot een korte aria, een ‘intermedium’: ‘Stehe auf, stehe auf, Joseph ‘. De sopraanstem wedijvert (concerteert) met de viool om Joseph te laten opstaan. En het lukt. Na de uittocht uit Egypte vestigt de heilige familie zich in het land Israel… (wat had u gedacht!) maar verrassing: niet in Judea, maar in Galilea, in Nazareth. Daarmee is het verhaal van Mattheüs afgelopen.

Schütz (of beter de schrijver van zijn libretto) voegt echter nog een vers toe, genomen uit het Kerstverhaal van Lukas, waarin de geestelijke ontwikkeling van Jezus op schitterende wijze wordt samengevat (Lukas 2:40):
En het kind groeide op
en nam toe in geestkracht;
het werd vervuld van wijsheid
en de genade Gods rustte op Hem. 

Schütz heeft deze zin op fenomenale wijze getoonzet om dan vervolgens alle instrumenten en zangers te laten samen stesmmen in een dankzegging aan God. De fragmenten kunt u in onderstaand excerpt beluisteren:

Kerstgedachte

Youtube kerstviering van de Protestantse kerk ‘de Brabantse Olijfberg’ te Antwerpen. Onder de video wordt in een toelichting het hele programma vermeld.

onderstaande bezinning kunt u in bovenstaande video ook ‘live’ horen. Het is de tekst tussen ‘Komt allen tesamen’ en ‘Er is een roos ontloken’.

Mens-wording

Ja, dat had God zich ook wel wat anders voorgesteld toen hij lichtjaren geleden vanuit het niets de wereld in het aanzijn riep en even later aan de mens overdroeg om die te bebouwen en te bewaren. Hij had gedacht: Die gaan het wel goed met elkaar vinden, die mensen. Want ze zijn op elkaar aangelegd, en ze lijken op mij. Dus die gaan zorgvuldig om met de natuur, met elkaar. Maar nee hoor: God heeft zich nog niet omgekeerd of ze plukken al de verboden vrucht. En om verantwoording gevraagd, geeft de een de ander de schuld: The blame game is begonnen. Had hij ze – voor straf – aan het werk gezet buiten het paradijs. Dan zouden ze het vast zo druk hebben met overleven dat hun ‘ego’ geen kans krijgt om te groeien ten koste van de anderen. Maar opnieuw: voor hij er erg in heeft, sluipt het gif van de afgunst binnen, en slaat de oudste de jongste het hoofd in.

Hoe krijg je in godsnaam de mensen – vrij gevochten als ze zijn, èn moeten zijn, want anders zijn het geen mensen – weer op het rechte pad? dacht God. Hij probeerde van alles uit. Hij schreef een wetboek om hun samenleven op te funderen . Maar de mensen zochten altijd weer achterpoortjes. En eens ze de macht hadden trokken ze toch hun eigen plan. Hij stuurde profeten die hen donderend aan de wet kwamen herinneren: Elia, Johannes de doper – u kent ze wel. Priemende ogen, wijzende vinger, voor niets en niemand bang. Ook dat hielp niet, d.w.z. eventjes. Daarna was het weer snel het oude liedje.

En ik zie God denken: Experiment ‘mens’ mislukt. Einde verhaal. Tijd voor de Apocalyps. Delete forever. Maar zijn vinger aarzelt bij de bevestigingsknop. Hij kan het niet over z’n hart krijgen.

En dan opeens gaat hem een licht op. Hij heeft hij een idee, een plan, om niet te zeggen ‘a cunning plan’. Als ze niet willen luisteren naar anderen, misschien moet hij zelf dan maar eens komen en het uitleggen. Niet molenwiekend en bulderend als de Almachtige, de Heere der heerscharen, want daar win je geen harten mee. Neen, als… mens, ècht mens met alles wat daarbij hoort. En niet met woorden alleen. Néén. God moet gedacht hebben: als ik ze nu eens hoogstpersoonlijk laat zien wat het is om ‘mens te zijn’, misschien snappen ze dan waartoe zij geroepen zijn. Ik geef het toe, het is een vreemd idee voor een God, maar dit is toch echt waar het vandaag over gaat: mens-wording. Met een deftig woord: incarnatie. Het is de kern van het christelijk credo. God kwam… en hij bleek mens te zijn. Menselijker dan de mensen. En op deze ‘menswording’ past maar één antwoord. Als God nu al mens is, waar wachten wij nog op !?

[Extract uit de bezinning tijdends de kerstviering van 25 december 2020] – Tussen Komt allen tesamen en Er is een roos ontloken.


[Onderstaande uitvoering van dit prachtige muziekstuk is opgenomen voorafgaand aan de bovenstaande Kerstviering]

door Willem Ceuleers (Walcker-orgel) en JeongSun Goo

Het eerste kerstlied: ‘Nun komm, der Heiden Heiland’

‘Ik herinner mij dat Ambrosius, zaIíger gedachtenis, op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus het hele volk als met één stem liet zingen: “Veni, redemptor gentium”‘

Caelestinus, bisschop van Rome, in een toespraak op de bisschoppenconferentie in Alexandrië in augustus 430.

Iedereen blijkt op dat moment dat lied al te kennen. Ook Augustinus citeert de tekst. Dit lied mag dus met recht het eerste kerstlied van de Westerse christenheid genoemd worden: the first Noel. Het werd ook snel populair in heel Europa (deze term werd toen nog niet gebruikt om ons werelddeel mee aan te duiden, maar dit terzijde). En is dat gebleven tot op de dag van vandaag. Het is ook niet toevallig dat het deze ‘hymne’ is die Martin Luther als eerste in het Duits vertaalde toen hij begon te werken aan zijn kerkelijk gezangboek: Nu kom der Heyden Heyland. U ziet het staan naast een lied voor Pasen in deze editie van het Erfurter Enchiridion uit 1524. Op de volgende pagina staat trouwens de sequens ‘Veni sancte Spiritus’, gevolgd door de hymne ‘A solis ortu’ en ‘Veni creator Spiritus’ (daarna het lied over de Antwerpse martelaren, maar dat is een ander verhaal)

Ein Enchiridion oder Handbuchlein (Erfurt, 1524)

Het is meteen duidelijk dat Luther niet breekt met de muziek- en zangtraditie van de katholieke kerk, maar enkel een ‘christelijke Besserung’ nastreeft van de teksten. Tegelijk wil hij die ‘schat der kerk’ ook aan de gewone man schenken, die Duits spreekt en die gewend is om strofische liederen te zingen.1 Bij dit lied heeft Luther een gregoriaanse melodie waarop Veni redemptor gentium werd gezongen laten aanpassen (door Johann Walter, collega en kapelmeester in Torgau?) om voor gemeentezang geschikt te zijn. Hij heeft er m.a.w. een lied (koraal, gezang) van gemaakt.

Hierboven de Gregoriaanse melodie, hieronder de Lutherse adaptatie, verbluffend in z’n eenvoud: De regels 1 en 4 zijn gelijk en regel 3 is de omkering van regel 2. Eén van de meest rustgevende melodieën, die ik ken. Zeker als je het hele lied eens zingt (7 coupletten). Het is net een mantra.


Eeuwenlang was Nun komm, der Heiden Heiland gezang nr. 1 in de liedboeken van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD). Ook Johann Sebastian Bach kon er niet omheen – en wilde dat ook niet denk ik: Twee cantates voor de zondag van de 1e Advent zijn erop gebaseerd (BWV 61 & 62) en ook in de derde cantate voor die zondag is dit koraal prominent aanwezig (BWV 36 – Schwingt freudig euch empor). En – natuurlijk zouden we haast zeggen – begint het Orgelbüchlein met een koraalvoorspel over Nun komm der Heiden Heiland (BWV 599). In de collectie Achtzehn Choräle von verschiedener Art (de “Leipziger Choräle”, een selectie die Bach aan het eind van zijn leven heeft gemaakt van zijn eigen orgelcomposities die hij – terwijl hij ze overschrijft – natuurlijk ook weer bewerkt; een mens is nooit tevreden) komt dit koraal maar liefst drie keer voor: BWV 659 (waarschijnlijk de bekendste versie. Google maar eens op dit nummer), BWV 660 (een trio) en BWV 661.

Op zondag 29 november 2020, eerste advent, improviseerde Emmanuel Van Kerckhoven op de melodie op het barokorgel in de Sint-Norbertuskerk in Zurenborg. De kerk was gesloten (COVID-19), maar de muziek en het lied breken de wereld open naar de hemel toe. “Kom, heiland der volken, kom tot ons, de wereld wacht” Waarop? Op een teken van leven, een lichtglans in de nacht. Hoe de ganse schepping, hemel en aarde, ja de hele wereldgeschiedenis daarop gericht staat, dat is het onderwerp van dit lied van Ambrosius. De verrassing, het wonder is dat die lichtglans ons straks toestraalt vanuit een kribbe, met daarin een pasgeboren kind, kostbaar, kwetsbaar… Qua tekst quasi ontoegankelijk voor de moderne mens, maar als gezongen lied – en als melodie – helder als kristal. Wilt u de tekst toch proberen te verstaan (te ‘savoureren’), hier kunt u een analyse lezen.

Die met tranen zaaien…

Ik vond een prachtige meditatie over het beeld van de ‘wenende zaaier’ in het dagboek van Okke Jager.

ps126_okkejager

HET ONMISBARE LOSLATEN

Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt.

Psalm 126 : 6.

Al lezen wij levenslang in de bijbel, -de gewóónste dingen weten we niet. Vraag maar eens aan deze of gene: waarom gaat de zaaier van psalm 126 wenend voort? Waarom vallen er tranen naast het zaad in de voren? Het is duidelijk waarom hij juicht bij de oogst; maar daarom hoeft hij toch nog niet te wenen bij het zaaien? Wij mogen zoiets niet lezen zonder ons af te vragen: waar­ om weent hij? Lopen de boeren in ons land ook huilend over hun akkers? Dat kan gebeuren -bij een mislukte oogst. Maar bij het zaaien? Zaaien is een vrolijke bezigheid, waarbij zelfs keuter­boertjes zich verkneuteren: zij zien de golvende graanvelden bij voorbaat voor zich. Wanneer Jezus als een zaaier uitgaat om te zaaien, glanzen zijn ogen: Hij ziet de velden al wit om te oogsten.

Boeren zijn helderziend. Als het zaaien gedaan is, gaan zij slapen: het graan groeit zonder dat zij zelf weten hoe. Wanneer een domi­nee de preekstoel beklimt met de bijbel als een zaadbuidel onder de arm, gaat hij niet al wenende. Zelfs op de terugweg straalt zijn gelaat, alsof Mozes van de berg daalt, -omdat hij bedenkt hoe het graan groeit, terwijl de boeren in de kroeg zitten te kaarten. Waarom weent dan de zaaier van deze psalm? De boeren van vroeger wisten het waarschijnlijk wel. De tweede helft van juli kon voor hen wel eens wat krap zijn en haar recht geven op de naam hongern1aand: de rogge en de aardappels raak­ten op tegen de oogst met Sint Jakob. In Palestina was tegen de zaaitijd de voorraad vaak nog kariger. Wat kostte het de zaaiers dan een zelfoverwinning om van hun schamele rest nog een deel aan de schoot der aarde toe te vertrouwen! Daarom gingen zij wenende: van de kleine voorraad voor het heden moest het meeste de grond in voor de toekomst. Wat zij niet konden ‘missen, moesten zij met brede gebaren wegwerpen. Denkt u maar aan hen die in de hongerwinter aardappels moesten poten, terwijl zij geen aard­appels meer te eten hadden.

Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.

Wat hij vasthield in zijn gebalde vuist, moest hij loslaten uit een open hand. Wat hij nodig had voor vandaag, moest hij prijsgeven voor morgen. De tranen liepen hem over de wangen en drupten in de omgeploegde aarde als een kleine voorproef van de regen van God die de aarde vruchtbaar maakt van boven.

Er is geen verwachting van leven
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.

strofen uit een gedicht/lied van Willem Barnard

Een bezinning over dezelfde tekst (maar met een andere interpretatie/toepassing) vindt u hier: https://www.youtube.com/watch?v=FmuX3YJP7Sc&t=658s

Maria Magdalena leest (Rogier van der Weyden)

een welsprekend fragment

Het prachtige schilderij van Rogier Van der Weyden in de header van dit weblogboek (The Magdalen Readingklik hier als u slechts een klein deel ziet) is eigenlijk een fragment van een groter (altaar)stuk. Van dat grote werkstuk zijn nog enkele (één zeker, het tweede betwijfelbaar) fragmenten over. We weten dat omdat er een tekening van het centrale luik bestaat (uit de 15de eeuw, een schets?). Hieronder ziet u een portret van een man (meestal geïdentificeerd als Jozef). Dit fragment sluit inderdaad perfect aan op het schilderij van de lezende Maria Magdalena.

(Oordeel zelf):

Hieronder de tekening die de reconstructie mogelijk maakt.

Het enige punt van vergelijking (overlap) met het schilderij is de mantel van de knielende man en zijn blote voet (rechts). Quasi exacte match met de linkerkant (rode gewaad en blote voet) op het schilderij van de lezende Magdalena. Er is ook nog een ander fragment (een vrouw, meestal geïdentificeerd als Catherina van Alexandrië), zij het dat deze verbinding niet zo overtuigend is als die van de mannenkop. Hieronder een hypothetische reconstructie van het verloren gegane geheel (met links het vrouwenhoofd.

Ik vind dat deel van de reconstructie minder overtuigend dan het rechtse deel. In de tekening suggereren slechts enkele lijnen dat er nog een knielende figuur zou kunnen zijn. Het is enkel via de vergelijking met andere schilderijen dat deze invulling (met zwaard: Vandaar Catherina) tot stand komt. Opvallend aan dit vrouwenhoofd zijn (ten positieve) de prachtige sieraden op haar kleed. (vgl. Arnolfini) en (ten negatieve) het gebrek aan diepte van het gezicht. Geschilderd door een leerling in het atelier?

bronnen: