Die met tranen zaaien…

Ik vond een prachtige meditatie over het beeld van de ‘wenende zaaier’ in het dagboek van Okke Jager.

ps126_okkejager

HET ONMISBARE LOSLATEN

Hij gaat al wenende voort, die de zaadbuidel draagt.

Psalm 126 : 6.

Al lezen wij levenslang in de bijbel, -de gewóónste dingen weten we niet. Vraag maar eens aan deze of gene: waarom gaat de zaaier van psalm 126 wenend voort? Waarom vallen er tranen naast het zaad in de voren? Het is duidelijk waarom hij juicht bij de oogst; maar daarom hoeft hij toch nog niet te wenen bij het zaaien? Wij mogen zoiets niet lezen zonder ons af te vragen: waar­ om weent hij? Lopen de boeren in ons land ook huilend over hun akkers? Dat kan gebeuren -bij een mislukte oogst. Maar bij het zaaien? Zaaien is een vrolijke bezigheid, waarbij zelfs keuter­boertjes zich verkneuteren: zij zien de golvende graanvelden bij voorbaat voor zich. Wanneer Jezus als een zaaier uitgaat om te zaaien, glanzen zijn ogen: Hij ziet de velden al wit om te oogsten.

Boeren zijn helderziend. Als het zaaien gedaan is, gaan zij slapen: het graan groeit zonder dat zij zelf weten hoe. Wanneer een domi­nee de preekstoel beklimt met de bijbel als een zaadbuidel onder de arm, gaat hij niet al wenende. Zelfs op de terugweg straalt zijn gelaat, alsof Mozes van de berg daalt, -omdat hij bedenkt hoe het graan groeit, terwijl de boeren in de kroeg zitten te kaarten. Waarom weent dan de zaaier van deze psalm? De boeren van vroeger wisten het waarschijnlijk wel. De tweede helft van juli kon voor hen wel eens wat krap zijn en haar recht geven op de naam hongern1aand: de rogge en de aardappels raak­ten op tegen de oogst met Sint Jakob. In Palestina was tegen de zaaitijd de voorraad vaak nog kariger. Wat kostte het de zaaiers dan een zelfoverwinning om van hun schamele rest nog een deel aan de schoot der aarde toe te vertrouwen! Daarom gingen zij wenende: van de kleine voorraad voor het heden moest het meeste de grond in voor de toekomst. Wat zij niet konden ‘missen, moesten zij met brede gebaren wegwerpen. Denkt u maar aan hen die in de hongerwinter aardappels moesten poten, terwijl zij geen aard­appels meer te eten hadden.

Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.

Wat hij vasthield in zijn gebalde vuist, moest hij loslaten uit een open hand. Wat hij nodig had voor vandaag, moest hij prijsgeven voor morgen. De tranen liepen hem over de wangen en drupten in de omgeploegde aarde als een kleine voorproef van de regen van God die de aarde vruchtbaar maakt van boven.

Er is geen verwachting van leven
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.

strofen uit een gedicht/lied van Willem Barnard

Een bezinning over dezelfde tekst (maar met een andere interpretatie/toepassing) vindt u hier: https://www.youtube.com/watch?v=FmuX3YJP7Sc&t=658s