… Ik zag u staan in d’encyclopedie, heilige Hecate, gij alle drie. Geef me de vijf. En wel bekome het u.
Gerrit Achterberg (1957)
Drie regels uit het gedicht Trivia (Gerrit Achterberg, Spel van de wilde jacht, 1957. Uitputtende analyse van deze bundel op DBNL). Trivia volgt op het gedicht over Hecate zelf (een van die oeroude mythische moedergodinnen). Klinkt het gedicht met de titel Hecate nog overwegend ernstig (alhoewel… ), in trivia wordt de ernst definitief speels, maar pas op: In de twee hierop volgende – en laatste gedichten wordt Achterberg via Onland naar de Horeb gevoerd, waar hij getroffen wordt door God – letterlijk. Kan gebeuren tijdens het ‘spel van de wilde jacht’.
“Ik zag u in de encyclopedie” uit dit gedicht moet u letterlijk nemen. Achterberg raadpleegde woordenboeken – op zoek naar rare rake woorden; en was verzot op de Winkler-Prins (ed. 1947-1954, zo lees ik in zijn biografie). De afbeelding hierboven is uit de Winkler-Prins van begin van de 20ste eeuw. Ik gok echter dat Achterberg dezelfde afbeelding heeft gezien. Ik vind hem in deze meer speelse gedichten eigenlijk beter uit de verf komen, dan in zijn uitgepuurde symbolische woordpoëzie, maar dit natuurlijk geheel terzijde.
Enjoy !
TRIVIA
Heilige Hecate, daar ben ik dus en leg een pluimstaart voor uw beeltenis. Myxomatose joeg hem in de lus; wilddieverij, speciaal tegen Kerstmis, tot jachtopzieners grote ergernis.
Al werd hij tweemaal achtereen gestroopt en de intrige gordiaans geknoopt, het is geen kat die men in zakken koopt, omdat de wisseldaalder toch verloopt.
Eet smakelijk en bijt niet op uw tong. Ik dans tot uw vermaak de zevensprong.
Hef dan de fakkel namens Artemis. Die kon helaas onmogelijk. Had les van de mythische jager Orion. De sterrehond zit op de horizon.
Ik zag u staan in d’encyclopedie, heilige Hecate, gij alle drie. Geef me de vijf. En wel bekome het u.
Het is nu volle maan. Hemel en hel plus onderwereld wachten uw bevel.
Maak niet de hele santekraam te schand bij d’onbekende God in Griekenland.
Zie hier een ‘klad’ van dit gedicht (uit het kritisch apparaat bij de uitgave van Achterbergs gedichten, p. 1191)
P.S. idee voor deze webpagina ontleend aan een themanummer van ‘Areopagus’ (studentenblad van de faculteit theologie van de Rijksuniversiteit Utrecht), uit de jaren 1980.
Ik vond terug Musica pro Deo, 1979, met een verslag van de Liedboekdag. Mooi tijdsbeeld (ik schrok wel van ‘het toontje’, met name in de bijschriften bij de foto’s). Ook interessant: de tekst van een nog altijd te denken gevende lezing van J.W. Schulte Nordholt: ‘Over goed en slecht in het kerklied’.
Rondeau parfait. En liberté… A ses amis après sa délivrance
Een gedicht van de Franse dichter Clément Marot (1496-1544) over 1 mei, de dag dat hij zijn vrijheid hervond.
Qua vorm is het gedicht een rondeau parfait. Alle regels van het eerste kwatrijn keren, één voor één, terug als slotregel van de volgende kwatrijnen. De beginwoorden En liberté ronden het geheel af (vandaar ‘Rondeau’). Qua inhoud vertelt Marot over zijn tijd in de gevangenis (voorjaar van 1526): Eerst in le Châtelet (Parijs), daarna in Chartres (met milder régime) en hoe hij – dankzij interventie van het Franse hof – is bevrijd. Inhoud en vorm vertellen in dit gedicht hetzelfde verhaal.
En liberté maintenant me pourmène, Mais en prison pourtant je fus cloué : Voilà comment Fortune me démène. C’est bien, et mal. Dieu soit de tout loué.
Les Envieux ont dit, que de Noé N’en sortirais : que la Mort les emmène ! Maulgré leurs dents le nœud est dénoué. En liberté maintenant me pourmène.
Pourtant si j’ai fâché la Cour romaine, Entre méchants ne fus oncq alloué : Des bien famés j’ai hanté le domaine : Mais en prison pourtant je fus cloué.
Car aussitôt que fus désavoué De celle-là, qui me fut tant humaine, Bientôt après à saint Pris fus voué : Voilà comment Fortune me démène.
J’eus à Paris prison fort inhumaine, À Chartres fus doucement encloué : Maintenant vois, où mon plaisir me mène. C’est bien, et mal. Dieu soit de tout loué.
Au fort, Amis, c’est à vous bien joué, Quand votre main hors du pair1 me ramène. Écrit, et fait d’un cœur bien enjoué, Le premier jour de la verte Semaine,2 En liberté.
Als een vogel zo vrij trek nu ik de wereld in, en toch zat ik ooit vast in ‘t gevang: Zo gaat het als het lot je leven leidt. Soms goed, soms slecht. God zij geprezen.
Afgunstigen zeiden dat ik er voor Kerst niet uit zou raken: Val dood, zeg ik, en knarsetand, want de knoop is ontward. Als een vogel zo vrij trek ik de wereld in.
Mocht ik Rome hebben geambeteerd, Dan niet omdat bij slechteriken ik verkeerde: Bij mensen van goede naam was ik kind aan huis, maar toch zat ik ooit vast in ‘t gevang.
Want zodra ze mij liet vallen, Die mij als mens zo dierbaar was, Werd ik aan Heilige Hechtenis gewijd: Zo gaat het als het lot je leven leidt.
In Parijs zat ik in de cel, onmenselijk was het, In Chartres viel de deur veel zachter in’t slot. Nu ga ik, waarheen mijn lust mij leidt. Soms goed, soms slecht. God zij geprezen.
Kortom, mijn vrienden, goed gespeeld: Jullie onovertroefbare hand bracht me terug. Geschreven en gedaan, met een vrolijk hart, De eerste dag van de bloeimaand mei, Als een vogel zo vrij.
Twee uitgangspunten om anno nu over het christendom zinvolle uitspraken te doen:
Alleen een christendom dat de mogelijkheid van zijn ontkenning overweegt, kan hedendaags zijn?
Het tweede uitgangspunt correleert met het eerste. Ik parodieer bewust de formulering:
Alleen een atheïsme dat de realiteit van zijn christelijke afkomst overdenkt, kan actueel zijn.
Onder deze twee uitgangspunten ligt eigenlijk één vraag : Wat is het eigenlijk dat de kern (onderstroom) vormt van onze Westerse traditie, dat wil zeggen: de kern van onze cultuur. Of – hetzelfde anders geformuleerd: Wat wordt ons door onze eigen traditie doorgegeven, aangereikt vanuit de diepte van de christelijke ‘evidentie’, dat zo vanzelfsprekend is dat we het niet goed kunnen zien. Of nog erger: niet zien (in de zin: ons er niet van bewust zijn).
Op de 7de dag van de schepping rustte God van zijn werk: de eerste ‘sjabbat’. Zes dagen had hij gearbeid en het was goed geweest, zeer goed. Op diezelfde sabbatdag werd de mens, ha-Adam, voor het eerst wakker. De 7de dag was zìjn 1ste dag. Geschapen was hij ‘toen het al avond werd’ op de zesde dag. Nu sloeg hij de ogen op, en keek zich de ogen uit. De zon, het licht, de lucht, de warmte, de vogels, de bloemen, de geuren, de kleuren… Hij werd er zo door geraakt, het was zo volmaakt deze ervaring, dat hij begon te zingen: een Psalm voor de sabbatdag…
En evenzo, zo vervolgt de Joodse rabbijn3 aan wie ik dit verhaal ontleen, zal het zijn aan het einde van de wereldtijd, als de 6 aeonen zijn voltooid, waarbinnen de menselijke geschiedenis op Gods goede aarde zich afspeelt, en de ‘dag van de eeuwige sabbat’ aanbreekt. Ook dan zullen, opnieuw, alle kinderen van Adam, Gods lof te zingen. Zeker en vast: een Psalm voor de eeuwige sabbat…
Maar onderwijl, tussen deze beide sabbatten, is er de verbijstering bij de mens, als hij het onrecht ziet, de pijn, het lijden, de vernieting die Gods goede schepping teistert. En hij vraagt zich af, het mensenkind, zal de heerlijkheid van de toekomende tijd, wel opwegen tegen het lijden van de tegenwoordige? En hij zingt, tussen de tijden, een psalm voor de sabbatdag: Eeuwige, hoe lang nog zult Gij wachten? Zie toch, aan alle zijden plant zich het onrecht voort, het bloeit haast ongestoord, niemand komt tussenbeide… (Psalm 92, 4 – berijmd).
Dubbelinterview Dyab Abou Jahjah en Montasser AlDe’emeh ANN VAN DEN BROEK, 6 januari 2024.
De ene is een Palestijn die geboren werd in een vluchtelingenkamp in Jordanië. De andere is een Libanees die opgroeide op de grens van wat ooit Palestina was. Het verwoede streven van Montasser AlDe’emeh en Dyab Abou Jahjah: de bevrijding van dat land. ‘Eerlijk: voor sommige Palestijnen is Hamas nog veel te lief.’
“Hij is daar”, zegt Montasser AlDe’emeh zodra hij Dyab Abou Jahjah spot. Meteen springt hij recht, de twee vallen elkaar in de armen en beginnen een gesprek in het Arabisch dat we niet verstaan, maar dat de warmte en vertrouwdheid uitstraalt die je ziet bij intieme vrienden.
Dat zijn ze voor alle duidelijkheid niet. Ook al komen ze er meteen achter dat ze van herkomst praktisch buren zijn, wanneer ze de netjes ingekaderde historische kaart van Palestina bestuderen die AlDe’emeh heeft meegebracht. Zijn familie komt uit Sabbarin, een vernietigd Palestijns dorpje vlak bij Haifa, in het uiterste noorden van het land. Zijn beide ouders werden er geboren en verdreven tijdens de Nakba van 1948.
Abou Jahjah groeide in vogelvlucht amper een paar tientallen kilometers van Sabbarin op, in Hanine, pal aan de grens tussen Libanon en Israël. “Vanop ons balkon daar zie ik de heuvels van Galilea. Mijn vader werd in 1947 zelfs geboren in Jaffa, midden in Palestina. Mijn grootvader werkte daar, zoals zoveel Libanezen. Wij komen echt uit hetzelfde gebied. Daarom spreken wij ook exact hetzelfde dialect, we praten allebei Levantijns, gewoon met een lichtjes ander accent. Hij is van Brugge en ik van Kortrijk, zoiets. Maar de zionistische entiteit (Israël, red.) heeft er in 1948 voor gezorgd dat wij afgesloten zijn geraakt van elkaar.”
Ze bestuderen de kaart opnieuw, de routes die hun ouders hebben afgelegd vijfenzeventig jaar geleden. Abou Jahjah kijkt AlDe’emeh aan. “Waarschijnlijk heeft mijn vader jouw vader ergens gekruist. Een baby op de rug van een ezel, te voet op de vlucht van Palestina naar Libanon.” AlDe’emeh zucht. “Ziedaar de kern van onze strijd. Wij willen weer vrij zijn. Wij willen elkaar weer kunnen bezoeken.”
Je zou het niet zeggen als je jullie bezig hoort, maar dit is pas jullie eerste echte ontmoeting. Hoe komt dat?
Abou Jahjah: “We hebben natuurlijk onze meningsverschillen gehad, maar we zijn toch ook wel tegen elkaar opgehitst in de media. Ik herinner mij een bepaalde journalist die vandaag woordvoerder is bij de N-VA. Ik ga zijn naam niet noemen, maar hij heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Een manipulatieve rol.”
AlDe’emeh: (knikt) “Je kan onze onderlinge verhouding ook niet loskoppelen van mijn ontwikkeling als mens. Ik geloofde op een bepaald moment dat het mogelijk zou zijn dat we met Israël een duurzaam vredesakkoord zouden kunnen tekenen. Ik wist dat het moeilijk zou zijn, maar ik geloofde oprecht in een tweestatenoplossing. Ik heb dat ook openbaar verkondigd en dan heeft Dyab mij ervan langs gegeven op sociale media.”
Abou Jahjah: “Een Palestijn die zoiets zei, dat kon de activist in mij echt niet verdragen. Alleen hadden we in de plaats van die ruzie op sociale media uit te vechten misschien eens de telefoon moeten pakken en met elkaar praten. Ik was ook gewoon arrogant. Ik dacht: wie is die snotaap, zeg?”
Sinds kort zijn jullie wel on speaking terms. Hoe is de toenadering er gekomen?
Jahjah: “Ik had al gemerkt dat Montasser de voorbije jaren in zijn opinies…”
AlDe’emeh: (onderbreekt) “Geradicaliseerd is.”
Abou Jahjah: (lacht) “Voilà, en ik ben iets minder radicaal geworden. Onze verschillen zijn nooit persoonlijk geweest, we kenden elkaar niet. Palestina is onze alfa en onze omega. Als je daarover op dezelfde lijn staat, dan is er in mijn ogen weinig anders nog van tel.”
AlDe’emeh: “En daarom heb ik het contact met Dyab opgezocht. Hij had gewoon gelijk. Ik had hoop, maar de realiteit op terrein is dat de Israëlische regering steeds meer grondgebied innam. Er zijn meer nederzettingen, Palestijnen worden dagelijks bestookt en gedood, ik kon een tweestatenoplossing niet meer beargumenteren.”
Abou Jahjah: “Omdat Israël die compleet onhaalbaar gemaakt heeft. Ik vind dat we continu moeten blijven strijden voor een bevrijd Palestina. Maar ik heb altijd gezegd: als Israël een leefbare tweestatenoplossing aanvaardt, dan is dat voor mij het einde van de oorlog. Dan zullen wij met vreedzame middelen voortstrijden voor één Palestina.”
U wil het einde van de staat Israël?
AlDe’emeh: (wijst naar de kaart van Palestina voor 1948) “Dat is wat wij terugwillen. Van de rivier tot de zee, zoals ze zeggen.”
En wat dan met de Israëliërs?
AlDe’emeh: “Er is plaats voor onze Joodse medemensen, gewoon niet voor het systeem, de staat Israël. Mijn moeder leeft nog, zij is geboren in 1947, ze is ouder dan de staat Israël. Wij willen gewoon terug kunnen naar onze dorpen. Joden mogen er blijven wonen, ook op de Westelijke Jordaanoever. We willen enkel in vrede kunnen samenleven, met elkaar.”
Abou Jahjah: “Maar vandaag is er een genocide aan de gang. Waar ik naar streef is dat die zo snel mogelijk stopt, en dat de verantwoordelijken daarvoor berecht worden. En later als de genocide stopt, als de apartheid stopt, als de bezetting stopt, dan kan het Palestijnse volk zelf onderhandelen over oplossingen met wie we nog echt vrede willen aan de andere kant. Maar nu is dat een discussie over het geslacht van de engelen.”
Officieel worden de aanvallen van Israël op Gaza nog niet erkend als een genocide.
AlDe’emeh: “Het is wel in die richting aan het evolueren alleszins. Er is een zoveelste etnische zuiveringsactie aan de gang, mensen worden aangemaand om te vertrekken. Palestijnen die op de bezette Westelijke Jordaanoever wonen, drijven ze richting Jordanië, de Gazanen richting Egypte.”
Abou Jahjah: “Genocides worden nooit erkend op het moment dat ze aan de gang zijn, daar oordeelt een rechtbank achteraf over. En als dat niet gebeurt, mag die internationale gemeenschap naar de maan wat mij betreft. Als ze dit niet erkennen als misdaad tegen de menselijkheid, dan bestaat er geen internationaal recht meer.”
De Hamas-aanvallen van 7 oktober daarentegen wilde u onlangs in De afspraak niet bestempelen als misdaden tegen de menselijkheid.
Abou Jahjah: “Dat moet onderzocht worden.”
Dat zijn toch twee maten, twee gewichten?
Abou Jahjah: “Alles moet onderzocht worden, maar ik heb mijn duidelijke mening over wat er aan de gang is.”
Waarom kan u niet erkennen dat wat Hamas aanrichtte op 7 oktober ook volstrekt misdadig was?
Abou Jahjah: “Misdaden tegen de menselijkheid, dat heeft een heel specifiek juridische invulling. Ik wil zeker erkennen dat er oorlogsmisdaden gepleegd zijn op 7 oktober. Men schuift ook alles in de schoenen van Hamas, maar er zijn die dag verschillende milities en militaire fracties uitgerukt. Ik vind dat dat eerst moet worden onderzocht.”
AlDe’emeh: “In bijna elk gewapend conflict worden oorlogsmisdaden gepleegd. Dat is heel erg. Maar het verschil tussen een oorlogsmisdaad en een misdaad tegen de menselijkheid is dat er bij dat laatste een duidelijke instructie vanuit het beleid is tot veralgemeende en stelselmatige aanvallen tegen de burgerbevolking.”
Bent u er dan zo zeker van dat Hamas die niet gegeven heeft?
AlDe’emeh: “Tot nog toe is er geen bewijs dat de leiding van Hamas heeft bevolen om Israëlische burgers te doden. Dat is wel anders bij het Israëlische leger: daar heb je heel duidelijk die chain of command. Wat Hamas heeft gedaan was een militaire operatie waarbij ook burgers om het leven zijn gekomen.”
Een festival val je niet binnen omdat je soldaten viseert.
Abou Jahjah: “Ze hebben dat niet aangevallen. Ze wisten niet dat het festival daar was. Ze zijn daar geland, er was een vuurgevecht.”
AlDe’emeh: “Ik ben in Gaza geweest. Ik ken Hamas. Hamas had twee doelen: één, het uitschakelen van de militaire capaciteiten rond de Gazastrook. Twee, zoveel mogelijk burgers en soldaten meenemen naar Gaza om te ruilen voor Palestijnen die in de gevangenissen wegkwijnen. Die doelen zijn bereikt.”
Hoor ik jullie Hamas nu verdedigen?
AlDe’emeh: “Ik verdedig de psychologie van de Palestijnen. Mocht ik in Gaza geboren zijn en de afgelopen decennia tal van oorlogen meegemaakt hebben, opgesloten zitten achter een muur en ontzilt zeewater moeten drinken, ik zou u niet kunnen garanderen dat ik vandaag geen Hamas-strijder was geweest. Misschien had ik zelfs nog harder gereageerd. Eerlijk, voor sommige Palestijnen is Hamas nog veel te lief.”
We hebben het hier over een erkende terreurorganisatie.
Abou Jahjah: (smalend) “Erkend door wie? Die terroristische lijst van het Westen, van Europa en de VS, is een belachelijke lijst. Ik lig daar niet waker van. De eersten die daar moeten opstaan zijn de VS zelf en het VK zelf. Voor de oorlog van 2003 in Irak.”
AlDe’emeh: “Als je de criteria van die lijst volgt was George Washington ook een terrorist.”
Abou Jahjah: “De kwalificatie terrorisme is meestal een politieke kwalificatie. Voor de ene is iemand een terrorist, voor de andere is hij vrijheidsstrijder. Die terroristenlijst is gewoon een grapje voor mij. Ik heb dat nooit serieus genomen.”
AlDe’emeh: “Als Colin Powell, George W. Bush, Condoleezza Rice mij een terrorist zouden noemen, zou ik dat beschouwen als een compliment. Omdat zij Irak hebben kapotgeschoten. Zij hebben er mee voor gezorgd dat IS geboren is. Zij hebben hele Midden-Oosten gedestabiliseerd.”
Deze week werd in Beiroet de nummer twee van Hamas uitgeschakeld door een droneaanval. U noemde hem op X een Palestijns leider, meneer Abou Jahjah. Terwijl er nu toch al drie maanden op gehamerd wordt dat Hamas niet gelijk is aan ‘de Palestijnen’?
Abou Jahjah: “Dat is ook niet zo. Hamas is wel de belangrijkste verzetsbeweging van de Palestijnen en men erkent en eert het verzet. Dat is een dynamiek die Europeanen trouwens heel goed kennen, het verzet eren. Maar dat Europese verzet gebruikte ook bommen, saboteerde systemen, schakelde vijanden uit. Dat is typisch Europa: alleen hun verzet is gerechtvaardigd.”
Israël waarschuwt dat Hamas ook bij ons aanslagen zal plegen. Hoe groot acht u die kans?
AlDe’emeh: “Ach, dat is propaganda. Hamas heeft dat doel niet. Je hebt hier sympathisanten, zeker wel. Maar Hamas zal geen opdracht geven tot het plegen van aanslagen in België. IS deed dat wel, maar Hamas is het te doen om Palestina.”
Abou Jahjah: “Voor mij is Islamitische Staat trouwens klein bier in vergelijking met Israël. IS was gruwelijk en verwerpelijk, uiteraard. Maar dat kon je daarvan verwachten: dat was een bende gangsters, wat newborn moslims die uit de gevangenis ontsnapt waren. Maar Israël, dat is een VN-lidstaat die 10.000 kinderen vermoord heeft. Dat vind ik veel, veel gruwelijker en schokkender.”
IS klein bier noemen is anders ook niet min.
Abou Jahjah: “Ik zal het anders zeggen: wanneer Patrick Haemers een gewelddadige overval pleegt, dan ben ik niet verbaasd. Dat is een crimineel. Maar wanneer u dat doet, dan ga ik in shock zijn. En nog veel meer wanneer iedereen vervolgens zegt: oh, maar we kennen Ann, die lieve dame, het is oké.”
U heeft Joodse studies gevolgd, meneer AlDe’emeh, om de Joden te kunnen begrijpen. Begrijpt u dan ook hun reactie na 7 oktober?
AlDe’emeh: “Het is te gek voor woorden. Al 75 jaar is Israël bezig met kolonisatie, etnische zuivering, bezetting. Dan kan je toch gewoon niet verbaasd zijn dat er eens een tegenreactie aankomt? Ik zeg: mijn volk heeft nu het recht om te doen wat ze maar willen. Ik verwijs graag naar Norman Finkelstein (Amerikaans politicoloog en zoon van Holocaustoverlevers, AVB): het Palestijnse verzet is een morele plicht.”
Abou Jahjah: “Het internationaal recht zegt dat een bezet volk het recht heeft om tegen zijn bezetter te strijden. Volgens de Conventie van Genève: by all means available. (schamper) Maar als ik schrijf ‘by any means necessary’, wat gematigder is, word ik ontslagen. (Abou Jahjah verloor zijn column bij ‘De Standaard’ na deze uitspraak, AVB)”
AlDe’emeh: “Dus als u vraagt: begrijp jij de Israëlische reactie? Totaal niet. Hoe zou ik ooit een etnische zuivering kunnen goedkeuren?”
AlDe’emeh: “Dat is propaganda. Dat is je echt wentelen in een slachtofferrol.”
Abou Jahjah: “Europa heeft haar problemen geëxporteerd naar de Midden-Oosten en dat is de start van hele probleem. Waarom heeft Duitsland na de Holocaust geen stuk land afgestaan aan de Joden? Dat was logisch geweest. Heel die argumentatie op basis van de Tweede Wereldoorlog kan wel een snaar raken bij Europeanen, ze voelen zich schuldig en terecht. Het is afschuwelijk wat er met de Joden gebeurd is. Maar wat hebben de Palestijnen daarmee te maken?”
AlDe’emeh: “Precies. Het gaat ons ook echt niet om Joden. Mocht de bezetter Amerikaans of Brits zijn, we waren even standvastig. Dit is geen geloofskwestie.”
Zijn jullie vandaag nog met iets anders bezig dan met het conflict?
Abou Jahjah: “Ik ben leerkracht, ik blijf mijn job doen, maar voor de rest ben ik met niets anders bezig.”
AlDe’emeh: “Ik volg de ontwikkelingen constant. Mijn familie aan vaderskant woont nog in kampen op de Westelijke Jordaanoever, in Nur Shams zijn constant invallen. In Far’a, in Tubas. Mijn moeder onderhoudt het contact met hen. Ze hebben geen zekerheid, je kan niets aan je kind beloven. Dat is heel moeilijk.
“Toen ik een deradicaliseringscentrum leidde, kreeg ik eens bezoek van een Amerikaanse diplomaat. ‘Onder andere dankzij jouw engagement hier zijn er minder aanslagen’, zei hij. Wel, waar zit de Amerikaanse ambassade nu? Waar zit Joe Biden? Ik meen dit uit de grond van mijn hart en ik hoop dat de Amerikaanse ambassade het ook leest: deze oorlog is een Amerikaans-Israëlische oorlog tegen ons. Zij leveren de wapens om ons te doden.
“Dat zijn dus de mensen die het de Palestijnen kwalijk nemen wanneer ze zich verzetten. Eerlijk, wanneer ik zie dat Palestijnen die volledig afgesloten leven van de wereld in staat zijn om raketten te bouwen die doelwitten bereiken 250 kilometer verderop, dan ben ik daar trots op.”
U snapt toch dat dat bijzonder radicaal overkomt wat u nu zegt?
AlDe’emeh: “Ik ben trots dat we ons uit alle macht verzetten, niet dat er doden vallen. Ik ben een heel gevoelige mens. Ik ben echt nooit gelukkig wanneer iemand sterft.”
Abou Jahjah: (fijntjes) “Theo Francken wel hoor. Goed nieuws, vond hij het, dat een Hamas-leider is vermoord. Ongelooflijk. Ik vind het zelf legitiem verzet wanneer een Israëlische soldaat sneuvelt, maar je zal me nooit horen juichen. Altijd iemand kind, altijd iemands vader. Oorlog is altijd een rotte zaak. En dan heb je zo’n pipo, die veilig vanuit God weet welk dorp hier zoiets gaat tweeten.”
AlDe’emeh: “Ach, Francken. Die heeft zijn ziel verkocht aan de zionisten.
“N-VA’ers hebben ooit gesprekken met mij gevoerd. Ik was toen maatschappelijk zeer actief, IS vormde een serieuze dreiging, ik had kritiek op bepaalde invullingen van de islam, en dat paste wel in hun kraam. Maar sinds enkele jaren heb ik heel goed gemerkt: N-VA is geen partij die diversiteit in al haar geledingen wil omarmen. Ze willen eigenlijk vooral mensen met een migratieachtergrond aanwerven met een bepaald trauma, die zich keren tegen hun eigen volk. Ken jij een praktiserend moslim bij N-VA? Een man met baard die vijf keer per dag bidt? Natuurlijk niet. De N-VA is een islamofobe partij, ze zijn bang van alles wat met de islam te maken heeft. Het feit dat je een moslim bent en je je verzet, maakt je in de ogen van N-VA al een terrorist.”
Abou Jahjah: “Ik denk dat de politieke partijen die flagrant pro-Israël zijn, dat electoraal gaan betalen. Niet alleen door de moslimkiezers, ik merk dat vooral ook bij de autochtone bevolking. Ik denk dat men enorm onderschat bij hoeveel mensen hun frank gevallen is.”
U gaat zelf ook weer deelnemen aan de verkiezingen, met Viva Palestina deze keer, uw zoveelste project.
Abou Jahjah: “Maar niet met de bedoeling om te gaan praten over mobiliteit of de kernuitstap. Wij zijn een activistische groepering en we willen proberen om mensen in het Brussels Parlement te krijgen om zo een resolutie te laten stemmen die de genocide in Gaza erkent. Dat is ons enige doel.
“Drie jaar geleden had ik nochtans beslist om te focussen op schrijven en lesgeven. Ik was boven de vijftig, ik had mijn deel als activist gedaan. Maar dan viel Israël Gaza binnen. Ik heb Rik Torfs gebeld en gezegd: ik kan niet meedoen aan een project waarin Palestina niet centraal staat (Abou Jahjah had plannen om met onder meer Torfs een nieuwe centrumpartij op te richten, AVB). Ik heb ook mijn schooldirecteur gebeld en gezegd: ik ga mijn leerlingen niet in de steek laten, maar be aware, want ik kan nu niet zwijgen.”
AlDe’emeh: “Ik vind dat heel mooi.”
Hebben jullie eigenlijk nog hoop voor de Palestijnen?
AlDe’emeh: (knikt heftig) “Ik heb gisteren tegen mijn familieleden gezegd: zet u op uw gemak, uw voeten in warm water en kijk hoe het gaat gebeuren. We moeten hoop hebben dat wij terug zullen keren naar onze dorpen. Ik ben niet iemand die graag voorspelt, maar ik hoop, ik denk dat de weg terug voor de zionistische entiteit ingezet is. Ik denk dat het verhaaltje van de staat Israël vroeg of laat gedaan is.”
De daden van Israël mogen dan door een aantal landen al wel streng veroordeeld worden, de internationale gemeenschap tornt toch hoegenaamd niet aan het bestaan van de staat Israël?
Abou Jahjah: “Dat gaat komen. De enige manier waarop de staat Israël zal overleven, is wanneer er een vredesdeal komt. Maar wanneer Israël zo’n brute macht blijft ontplooien, zal die staat niet overleven. Er is een generationele shift aan de gang. De generaties na ons zijn nog veel radicaler. Ik merk dat aan mijn eigen dochters. Coca-Cola komt er bij ons niet meer in, hun eis. Het is nu Everyday Cola van de Colruyt, niet te drinken, maar het is zuiver. (lacht)
“Serieus: wat gaat komen gaat zoveel groter zijn dan wat geweest is. De Nakba heeft Fatah gecreëerd. De Intifada heeft Hamas gecreëerd. Wat uit deze genocide gaat komen, gaat dat allemaal overstijgen. Dat gaat next level shit zijn, zou Adil El Arbi zeggen.
AlDe’emeh: “Voor mij was 2023 het jaar van de wederopstanding van de Palestijnen en van Palestina. 2024, dat wordt het jaar van het voortdurende verzet.”
Montasser AlDe’emeh
– geboren in 1989 in een Palestijns vluchtelingenkamp
– groeide op in Baardegem bij Aalst
– studeerde Arabistiek en islamkunde (KU Leuven), en Joodse studies (ULB)
– richtte een anti-radicaliseringscentrum op om Syrië-strijders te bekeren
– is auteur en als onderzoeker verbonden aan de KU Leuven en UGent
Dyab Abou Jahjah
– geboren in 1971 in Hanine, Libanon
– kwam in 1991 op zijn 19de naar België
– studeerde politieke wetenschappen aan de UCL
– oprichter van onder andere AEL, Movement X, Be.One en 30 Maart Beweging
– activist en leraar geschiedenis, Frans en Engels aan een atheneum
Vorige week stond er een spontaan geschreven opiniestuk van Johan Bonny (bisschop van Antwerpen) in De STANDAARD (DS 9 november). Hij richt zich tot zijn ‘Joodse vrienden’ en spelt hen de les over de ‘God van de Bijbel’. Niet eens tussen de regels door, maar expliciet verwijt hij zijn ‘Joodse vrienden’ (wie zijn dat? zo vroeg ik me af) dat zij hun heilige Geschriften helemaal verkeerd interpreteren. Gelukkig – zo vervolgt de bisschop – zijn er verlichte christenen die wel weten wat de God van de Bijbel eigenlijk wil. Dus verklaart hij ex cathedra wat ‘sinds Christus’ dood en verrijzenis’ het Oude Testament nog wel en niet kan zeggen. Los van de inhoud: Het is schokkend deze vorm van christelijk superioriteitsdenken (“God, ik dank u dat ik niet ben zoals…”) in de 21ste eeuw nog te moeten lezen, en dan nog wel vloeiend uit de pen van de bisschop van Antwerpen. Deze ‘substitutie-theologie’ (de kerk is in de plaats van Israel gekomen) was eeuwen lang de basis van het kerkelijk anti-judaïsme, dat op zijn beurt zowel openlijk als onderhuids het anti-semitisme aanwakkert.
Gelukkig stond er in De STANDAARD van vandaag (DS 13 november) een weerlegging door Denis Baert. Voor t geval u dit niet kunt lezen. Hier de tekst.
Wil Johan Bonny eigenlijk wel joodse vrienden?
Johan Bonny haalt de oude registers van christelijke Jodenhaat weer boven en dat is gevaarlijk, vindt Dennis Baert.
Dennis Baert (Instituut voor Joodse Studies Universiteit Antwerpen).
13 november DE STANDAARD
Johan Bonny schrijft dat hij niet langer kan zwijgen over Gaza tegen zijn joodse vrienden (DS 9 november). Even lijkt het alsof hij zijn afschuw wil uiten over het geweld in Gaza. Dat hij dat verschrikkelijk vindt, zal niemand hem verwijten. Maar dan blijkt dat hij iets heel anders op het oog heeft dan de humanitaire crisis in Gaza en het onderliggende politiek-militaire conflict tussen Israël en Hamas. Hij heeft het niet over politiek maar over godsdienst. En meer bepaald over hoe joden en christenen van elkaar verschillen. In zijn visie is het jodendom een nauwe, uitsluitende godsdienst, een godsdienst van ‘gewelddadige recuperatie en militaire uitbreiding’. Daartegenover zet hij het christendom als godsdienst ‘van Gods liefde en Gods redding’ met als kern ‘de universaliteit van het heil’.
De bisschop van Antwerpen schrijft dus dat het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen te wijten is aan het jodendom zelf. Zo beweert hij dat joden en Israëli’s (een onderscheid dat hij niet maakt) op genocide uit zijn: ‘De kinderen moeten dood. De jongeren moeten weg. (…) En na Gaza zal de Westelijke Jordaanoever volgen.’ Meer nog, blijkbaar zijn de Joden zo genocidair dat ze zaten te wachten op een ‘ideaal alibi’ en dat op 7 oktober vonden in de martelingen, verminkingen, massaverkrachtingen en de moedwillig wrede moorden op meer dan duizend Israëlische bejaarden, kinderen, vrouwen en mannen (waar hij eufemistisch naar verwijst als een ‘voorspelbare ontploffing’). Die formulering is obsceen, en het is moeilijk te begrijpen dat iemand die zó over joden denkt, überhaupt joodse vrienden wil.
Aanzienlijke schade
Een reactie is hier dus wel op zijn plaats. Bonny getuigt om te beginnen van weinig kennis over het jodendom. De joodse traditie heeft nooit nood gehad aan de dood en verrijzenis van Christus om te beseffen dat ‘de God van Israël de vader is van alle mensen’. De universaliteit van de menselijke waarde vanuit de schepping van de mens in Gods evenbeeld behoort tot de oudste joodse leerstellingen, eeuwen ouder dan het christendom. Ja, de joodse traditie denkt anders over de verhouding van universaliteit en particulariteit dan christelijke tradities doorgaans doen. Daar zitten we inderdaad niet op hetzelfde spoor. In de joodse traditie ligt het gehele mysterie van het mens-zijn in het feit dat we als mens allemaal verbonden zijn en toch van elkaar verschillen. Het is deels daarom dat joden niet eeuwenlang in naam van de ‘universaliteit van het heil’ hebben geprobeerd iedereen op aarde, van andersgelovigen tot gekoloniseerde volkeren, goedschiks of kwaadschiks, te vuur en te zwaard, te bekeren.
In enkele alinea’s berokkent Bonny aanzienlijke schade aan ruim zestig jaar joods-christelijke dialoog en verzoening. Hij gebruikt tal van clichés uit de lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme: ‘de joden’ die door hun weigering Christus te erkennen verblind zijn en de eigen teksten onjuist interpreteren, ‘de joden’ die hun verbond met God verloren hebben nu de christenen de ware universele draagwijdte van dat verbond begrijpen, ‘de Joden’ met hun materiële wetten versus de spirituele liefde van de christenen, ‘de Joden’ die wachten op het juiste moment om kinderen te vermoorden.
Christelijke jodenhaat
Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie heeft de rooms-katholieke kerk die bladzijde radicaal omgeslagen. Nostra Aetate (1965) is het begin geweest van een vruchtbare dialoog waarin joden en rooms-katholieken hebben samengewerkt om vooroordelen over elkaar te overstijgen en elkaar niet langer te demoniseren.
Bonny wijst die dialoog kennelijk van de hand. Het is kwalijk, onverantwoordelijk en zelfs gevaarlijk hoe hij op een moment dat antisemitisme wereldwijd hoogtij viert, de oude registers van begraven christelijke jodenhaat weer bovenhaalt. Niemand heeft hem gevraagd te zwijgen. Maar alle goedmenende joden en christenen hadden van hem verwacht dat hij niet zou vervallen in een theologie van demonisering en collectieve schuld die joden alhier in België nog meer in gevaar brengt.
Medeondertekend door Vivian Liska (Instituut voor Joodse Studies, Universiteit Antwerpen) en Theodor Dunkelgrün (Departement Geschiedenis, Universiteit Antwerpen).
Vorige week stond er een spontaan geschreven opiniestuk van Johan Bonny (bisschop van Antwerpen) in De STANDAARD (DS 9 november). Hij richt zich tot zijn ‘Joodse vrienden’ en spelt hen de les over de ‘God van de Bijbel’. Niet eens tussen de regels door, maar expliciet verwijt hij zijn ‘Joodse vrienden’ (wie zijn dat? zo vroeg ik me af) dat zij hun heilige Geschriften helemaal verkeerd interpreteren. Gelukkig – zo vervolgt de bisschop – zijn er verlichte christenen die wel weten wat de God van de Bijbel eigenlijk wil. Dus verklaart hij ex cathedra wat ‘sinds Christus’ dood en verrijzenis’ het Oude Testament nog wel en niet kan zeggen. Los van de inhoud: Het is schokkend deze vorm van christelijk superioriteitsdenken (“God, ik dank u dat ik niet ben zoals…”) in de 21ste eeuw nog te moeten lezen, en dan nog wel vloeiend uit de pen van de bisschop van Antwerpen. Deze ‘substitutie-theologie’ (de kerk is in de plaats van Israel gekomen) was eeuwen lang de basis van het kerkelijk anti-judaïsme, dat op zijn beurt zowel openlijk als onderhuids het anti-semitisme aanwakkert.
Gelukkig stond er in De STANDAARD van vandaag (DS 13 november) een weerlegging door Denis Baert. Voor t geval u dit niet kunt lezen. Hier de tekst.
Wil Johan Bonny eigenlijk wel joodse vrienden?
Johan Bonny haalt de oude registers van christelijke Jodenhaat weer boven en dat is gevaarlijk, vindt Dennis Baert.
Dennis Baert (Instituut voor Joodse Studies Universiteit Antwerpen).
13 november DE STANDAARD
Johan Bonny schrijft dat hij niet langer kan zwijgen over Gaza tegen zijn joodse vrienden (DS 9 november). Even lijkt het alsof hij zijn afschuw wil uiten over het geweld in Gaza. Dat hij dat verschrikkelijk vindt, zal niemand hem verwijten. Maar dan blijkt dat hij iets heel anders op het oog heeft dan de humanitaire crisis in Gaza en het onderliggende politiek-militaire conflict tussen Israël en Hamas. Hij heeft het niet over politiek maar over godsdienst. En meer bepaald over hoe joden en christenen van elkaar verschillen. In zijn visie is het jodendom een nauwe, uitsluitende godsdienst, een godsdienst van ‘gewelddadige recuperatie en militaire uitbreiding’. Daartegenover zet hij het christendom als godsdienst ‘van Gods liefde en Gods redding’ met als kern ‘de universaliteit van het heil’.
De bisschop van Antwerpen schrijft dus dat het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen te wijten is aan het jodendom zelf. Zo beweert hij dat joden en Israëli’s (een onderscheid dat hij niet maakt) op genocide uit zijn: ‘De kinderen moeten dood. De jongeren moeten weg. (…) En na Gaza zal de Westelijke Jordaanoever volgen.’ Meer nog, blijkbaar zijn de Joden zo genocidair dat ze zaten te wachten op een ‘ideaal alibi’ en dat op 7 oktober vonden in de martelingen, verminkingen, massaverkrachtingen en de moedwillig wrede moorden op meer dan duizend Israëlische bejaarden, kinderen, vrouwen en mannen (waar hij eufemistisch naar verwijst als een ‘voorspelbare ontploffing’). Die formulering is obsceen, en het is moeilijk te begrijpen dat iemand die zó over joden denkt, überhaupt joodse vrienden wil.
Aanzienlijke schade
Een reactie is hier dus wel op zijn plaats. Bonny getuigt om te beginnen van weinig kennis over het jodendom. De joodse traditie heeft nooit nood gehad aan de dood en verrijzenis van Christus om te beseffen dat ‘de God van Israël de vader is van alle mensen’. De universaliteit van de menselijke waarde vanuit de schepping van de mens in Gods evenbeeld behoort tot de oudste joodse leerstellingen, eeuwen ouder dan het christendom. Ja, de joodse traditie denkt anders over de verhouding van universaliteit en particulariteit dan christelijke tradities doorgaans doen. Daar zitten we inderdaad niet op hetzelfde spoor. In de joodse traditie ligt het gehele mysterie van het mens-zijn in het feit dat we als mens allemaal verbonden zijn en toch van elkaar verschillen. Het is deels daarom dat joden niet eeuwenlang in naam van de ‘universaliteit van het heil’ hebben geprobeerd iedereen op aarde, van andersgelovigen tot gekoloniseerde volkeren, goedschiks of kwaadschiks, te vuur en te zwaard, te bekeren.
In enkele alinea’s berokkent Bonny aanzienlijke schade aan ruim zestig jaar joods-christelijke dialoog en verzoening. Hij gebruikt tal van clichés uit de lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme: ‘de joden’ die door hun weigering Christus te erkennen verblind zijn en de eigen teksten onjuist interpreteren, ‘de joden’ die hun verbond met God verloren hebben nu de christenen de ware universele draagwijdte van dat verbond begrijpen, ‘de Joden’ met hun materiële wetten versus de spirituele liefde van de christenen, ‘de Joden’ die wachten op het juiste moment om kinderen te vermoorden.
Christelijke jodenhaat
Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie heeft de rooms-katholieke kerk die bladzijde radicaal omgeslagen. Nostra Aetate (1965) is het begin geweest van een vruchtbare dialoog waarin joden en rooms-katholieken hebben samengewerkt om vooroordelen over elkaar te overstijgen en elkaar niet langer te demoniseren.
Bonny wijst die dialoog kennelijk van de hand. Het is kwalijk, onverantwoordelijk en zelfs gevaarlijk hoe hij op een moment dat antisemitisme wereldwijd hoogtij viert, de oude registers van begraven christelijke jodenhaat weer bovenhaalt. Niemand heeft hem gevraagd te zwijgen. Maar alle goedmenende joden en christenen hadden van hem verwacht dat hij niet zou vervallen in een theologie van demonisering en collectieve schuld die joden alhier in België nog meer in gevaar brengt.
Medeondertekend door Vivian Liska (Instituut voor Joodse Studies, Universiteit Antwerpen) en Theodor Dunkelgrün (Departement Geschiedenis, Universiteit Antwerpen).
Te denken gevend gesprek over de oorlog in Israel/Palestina.
“Maak het jezelf eens wat moeilijker als je over Israel of Gaza/Palestijnen praat. Neem bijvoorbeeld eens geen standpunt in, maar probeer te verstaan, aan te voelen, wat de werkelijkheid is van degenen die daar leven, en hoe zij zich voelen.”
Twee dingen:
De meeste Israëliërs en Palestijnen zijn op dit moment psychologisch niet in staat om zich in te leven in de ander (empathie). De geest is zo gevuld met eigen pijn dat er geen ruimte is om zelfs maar de pijn van de ander te erkennen. (zie bijv. Yuval Noah Harari in dit interview)
Des te belangrijker dat de rest van de wereld dat wel doet, harder z’n best doet om ruimte te maken/houden in de eigen ziel voor beider pijn. En dat begint met misschien eerst maar eens geen standpunt in te nemen, maar te luisteren, te luisteren, en nog eens te luisteren.
Joodse Nederlanders voelen zich niet meer veilig in Nederland.Veel moslims voelen zich al decennia lang achtergesteld in ons land. Zij identificeren zich met de Palestijnen. Al jarenlang naast een reëel volk ook een soort symboolvolk om – wereldwijd – eigen gevoelens van woede, machteloosheid, achteruitzetting, vernedering op te projecteren.
“Ik weet niet of het echt aan het doordringen is in de elite van Nederland, hoe diep dit gaat bij moslim Nederlanders. En ook bij Joodse Nederlanders is het echt existentieel. Die emoties zijn zo heftig en dan komen er dus mensen die er echt niks mee te maken hebben en die vinden het nodig om een standpunt in te nemen. Dan denk ik: Maak het jezelf eens wat moeilijker. Hou eerst eens de menselijkheid van iedereen in het oog. Maar dat is hartstikke zwaar… Mij lukt het niet bij die Hamas terroristen, bijvoorbeeld. Hun menselijkheid, ik zie dat niet meer, maar ik kan me wel de moeder voorstellen: Zo’n moeder: die weet niet dat haar zoon bij de militaire afdeling van hamas zit, want die mag dat niet zeggen. Want dan kan Israel erachter komen. Dus dan gebeurt er zoiets, en als moeder denk je: Zit mijn zoon erbij? En je hoort niks, en dan langzaam wordt duidelijk: Je zoon zat erbij, hij is dood. Dan moet je gaan doen alsof je trots bent, en een moeder heeft dat babytje negen maanden in haar buik gehad, het werd geboren, en net als alle moeders is zij in die eerste maanden bezig geweest met: Hoe gaat het met het babytje, Te koud, warm, krampjes, heeft het honger of dorst. Zo’n moeder droomt er geen moment van dat haar zoon eindigt zoals die zoon nu is geëindigd.
Het is veel makkelijker om te zeggen: Allemaal beesten! Nu weer aan Israëlische kant. Ik had gesprekken toen ik daar woonde met Joodse Israeliers: zo van: Jullie moeten een risico nemen met de Palestijnen, want als je geen vrede sluit, dat gaat knallen. En zeiden ze: Ja risico lopen, makkelijk praten heb jij. Dat doen we al 2000 jaar en het loopt niet goed af. Als ze de kans krijgen, slachten ze ons af in onze bedden. Ik ben er met mijn humanisme altijd tegenin gegaan. En ik ga ook naar de andere kant, naar de Palestijnen. En er zijn mensen die haten, maar er zijn ook anderen. En nu is dit gebeurd. Dit was de diepste angst: afgeslacht worden in je bed, huis voor huis… Fucking hell. [interviewer: Heb jij het idee dat wij hier de de grootsheid van die aanslag begrijpen?] Nee, maar dat komt ook door correspondenten zoals ik. We hebben heel vaak gezegd: “Nou, na deze geweldsescalatie is de kans op vrede kleiner dan ooit…” Maar dit is echt wel iets anders. Bij de slachtpartij van Hamas zijn meer mensen omgekomen dan bij een aantal Israëlische oorlogen met de buurlanden samen. Dit is zoveel groter. En als Israël vergelding uitvoerde, of aanvallen in Gaza, dan gooiden ze een paar huizen plat en dan werd daarop ingezoomd en dan leek dat ook heel groot. Daar heb ik ook in mijn boek over proberen te schrijven: Kijk of er uitgezoomd wordt. Welnu, nu kan je bombarderen en kan je uitzoomen. En dan zie je dat het niet om een paar huizen gaat het gaat om hele stadsdelen. Hele stadsdelen worden plat gegooid met de mensen er nog in. Het is zoveel groter. Wij realiseren ons eigenlijk niet genoeg hoe heftig dat sentiment nu is bij onze Joodse gemeenschap, en onze Islamitische gemeenschap, in Nederland. Dat denk ik echt…
Bij extreem natuurgeweld kan je de noodtoestand uitroepen. Wat we nu hebben is extreem menselijk geweld. En we hebben eigenlijk helemaal geen omgangsvormen. Bij alles denk je: maak ik het probleem hiermee kleiner of groter? Het antwoord op ontmenselijking is nooit nog meer ontmenselijking. Dan trap je in de val die wordt gezet door de onmenselijkers, Ik zou zeggen … Je kan iets even op sociale media gooien, ofzo. Maar kijk eerst eens even hoe dat land echt is. En vraag je af, of de wereld daarmee echt geholpen is, nog los van het feit dat je na een avond YouTube filmpjes kijken niet snapt hoe dit conflict in elkaar zit. Daar heb je jaren voor nodig. Ja, het maakt jou kwaad. Nou ja. Ik maak me echt zorgen, want dit is nog niet klaar. Dit kan heel groot en heel naar worden. En wat daar gebeurt werkt hier echt door.
tekst: de aansporing van de ‘omringende landen’ tot de pion ‘Palestijnen’: “Voorwaarts, hij heeft jouw vak afgepakt… neem het terug!” Hij = zwarte toren, Israel.