Wat doet die acrobaat daar in Vézelay?

Over Christus, acrobaten en de wereld op z’n kop

Voor een (nadere of eerste) kennismaking met de basiliek van Vézelay: iets over de lichtsymboliek, over het tympaan. En toch ook maar een very short history of Vézelay met de lotgevallen van het gebouw.

Op deze pagina iets over een détail dat mij (en anderen) opviel in de afbeeldingen (sculpturen): de aanwezigheid van een acrobaat, of iemand die een radslag doet (of een hand-stand). Ik heb er drie gevonden: twee in het tympaan, en één in de kerk. En vroeg me af wat waarom die daar staan. Is het gewoon een knipoog? (die een glimlach oplevert bij degene die’m ziet) of is het meer dan dat? Een verslag van een zoektocht van meer dan 40 jaar (want toen zag ik ‘m voor het eerst).

Van de drie acrobaten is er eentje quasi verstopt (links in de florale sierlijst) en zijn er twee goed zichtbaar. Het meest opvallend is die op het centrale tympaan in de voorhal, recht boven het hoofd van de verheerlijke Christus. Toch beslist een eervolle plaats. Het is het middelste van drie (of vier) medaillons die de halve cirkel met dierenriemtekens + seizoensarbeiden doorbreken in de hoogzomer (Ze staan tussen het sterrebeeld van de ‘Kreeft’ (links) en de ‘Leeuw’ (rechts)). Dan staat de zon op z’n hoogst en u weet wat er dan gebeurt in Vézelay: je kunt via het licht opgaan naar het licht. Dus toch zeker die kan toch niet ‘gratuit’ zijn. We zullen ‘m eens van wat naderbij bezien.

Acrobaat 1. Boven het hoofd van Christus

Hier lijken – zo op het eerste gezicht – een aantal willekeurige figuren samengebracht: een hond, een mens, en een zeemeermin of een sirene/zeemeermin. Ze hebben gemeenschappelijk dat ze cirkelvormig worden weergegegeven. De hond plooit zich rond in zichzelf (Maar bijt zich niet in de staart), de sirene pakt zichzelf vast bij de staart, en de mens/acrobaat maakt een radslag, een salto, en houdt met beide handen z’n enkels vast. Vandaar: acrobaat. Gezien de context (de dierenriem – de voortschrijdende tijd) is de cirkelvorm wellicht een verwijzing naar de cyclus, de oneindigheid. Als je goed kijkt, dan zie je tussen het laatste sterrebeeld (‘Kreeft’) en de hond nog een ‘halve’ médaillon (op de afbeelding hierboven uiterste links), waarin een vogel is gepropt1. Ook deze probeert een ‘cirkel’ te vormen: de ene poot raakt de snavel, wel lastig in zo’n klein vak.

Zoals gezegd, doorbreken deze figuren de gang van de sterren (dierenriem) en de seizoensarbeid van de mens (de medaillons tussen de sterrebeelden). Ze staan op het hoogtepunt van het tympaan. (meer over de figuren op het tympaan). En precies boven het hoofd van de verheerlijkte Christus staat die acrobaat. De grote kenner van de Middeleeuwse sculpteurs (Francis Salet) schrijft “Il semble que ces trois médaillons n’ont été ajoutés que pour compléter la longueur de la voussure …”,2 maar niets let ons om het anders te zien. En velen hebben dat ook gedaan.

Ik kwam op het spoor van de acrobaat, doordat C.W. Mönnich (de man die mij Vézelay heeft doen ontdekken, zie opstel uit 1994) er een mooie beschouwing aan wijdde in zijn boekje Pelgrimage (1954). Hij is aangekomen in Vézelay en in gesprek geraakt met een top-theoloog, Lucifer geheten. Die vindt het maar niks, een theologische uitglijer van formaat: een acrobaat op de hoogste plaats. Als hij een advies had mogen geven voor de schikking van de figuren rond Christus, dan zou hij daar een heilige geplaatst hebben. Zoiets past toch veel beter bij een Kerk dan een op de kop staande nar, een acrobaat. Mönnich is het daar niet mee eens. Theologisch gezien klopt het juist wel. Hij schrijft:

“Een heilige zou daar niet op zijn plaats zijn geweest. Voor heiligen is Christus niet gekomen; en als er heiligen zijn, dat is het omdat hij zijn apostelen heeft uitgezonden naar de wonderlijke wezens, die Gods aardbodem bevolken en die je in die vakken rondom de uitzendingsgeschiedenis en langs de bovendrempel van de deuren kunt zien. Ik ben eigenlijk heel blij met die acrobaat recht boven Christus’ hoofd. Allicht, dat hij er mag staan; hij is een verkondiging van Gods erbarmen over de mens, die zich in alle bochten wringt om het leven maar te kunnen behouden. Hij behoort er wel degelijk bij. Zie het dan zo, dat hij als het ware de samenvatting is van alle arbeid, in de andere cirkels aan de zijkanten uitgebeeld. Of dat de bedoeling van de beeldhouwer is geweest weet ik niet; maar theologisch zou de zaak heel wel zo bekeken kunnen worden.” (C.W. Mönnich, Pelgrimage, blz. 84)

Mooie gedachtenoefening, vooral ook omdat ze niet wordt geponeerd als zijnde de juiste (zoals veel anderen doen. Don’t trust the guide, who knows everything), maar ter overdenking aangeboden. Een eigentijdse wetenschappelijk-onderbouwde visie op het tympaan waarin ook deze figuur (samen met z’n 3 kompanen) binnen het wereldbeeld van die tijd een plaats krijgt kunt u hier lezen (micro-macrokosmos – Conrad Rudolph)


Maar u hebt nog een andere radslagende mens, acrobaat, te goed, niet op het tympaan, maar in de kerk zelf.

Acrobaat 2: klein kapiteel uitziend op het koor

Saillant détail: Op één van de gebeeldhouwde kapitelen die de kerk rijk is, keert dezelfde persoon terug, bijna helemaal vooraan in de kerk, vlakbij het koor. Terwijl hij met een radslag bezig is, kijkt hij naar het altaar. Dat kun je toch niet laten liggen als ‘predikant’: Is het koor (het altaar) niet de ruimte waar men het offer van Christus gedenkt. Welnu: Om echt te begrijpen wat daar gebeurt, bij het altaar, wat daar ‘herdacht’ wordt (en dus ‘verwacht’ wordt), moet je wel op de kop gaan staan, d.w.z. een Umwertung aller Werte… Het evangelie (Jezus’ woorden en daden) geeft er ook zelf wel aanleiding toe om zulke gedachten te ontwikkelen. Kenners vertellen mij echter, dat een acrobaat voor Middeleeuwse sculpteurs en toeschouwers gewoon een ‘vulmiddel’ was, en geen diepe betekenis. Ik was mijn handen in onschuld, als u toch diepzinnige gedachten pleegt n.a.v. deze handstand.

Vezelay – acrboaat-in volle actie: salto mortale/vitale- kapiteel (foto Marc Labouret)

Acrobaatje 3: verstopt in het struikgewas van de buitenste sierboog.

Terug naar de narthex: Als u de tympaan goed bestudeert en ook de buitenste sierlijst eens scant, zult u nog een acrobaat aantreffen. Je ziet ‘m pas als je het weet. Hieronder: eerste een foto ter oriëntatie (achter het symbool van de ‘Waterman’). Daaronder de enige foto die ik op het internet vond waarop het goed zichtbaar is, afkomstig van een heel nuttige site met alle kapitelen: https://www.hicsum-hicmaneo.com/ (helemaal naar onderen scrollen). En daaronder de foto van dezelfde acrobaat, die met een telelens dit verborgen figuurtje helemaal tot z’n recht doet komen. Hij kijkt u aan..

Vézelay, acrobaat in de sierlijst van het tympaan – foto gekopieerd van hicsum-hicmaneo.com

De laatste foto is een scan uit de ‘guide’ die ik in 1994 kocht in de voorhal van de toen nog ongerestaureerde basiliek.3 Een heel aansprekend figuurtje vind ik.

Vézelay, acrobaat in de sierlijst van het tympaan – zoom

Dick Wursten

Door goede machten (Bonhoeffer, twee vertalingen)

Dietrich Bonhoeffer: Von guten Mächten … Originele duitse tekst met twee Nederlandse vertalingen. Sinds 1988 is het handschrift (slot van een brief aan Maria von Wedemeyer, d.d. 19/12/1944) raadpleegbaar, wat tot enkele kleine correcties heeft geleid.1

Handschrift van Dietrich Bonhoeffer (slot van de brief aan Maria) http://www.predigten.uni-goettingen.de/archiv-8/bonhoeffer-faksimile.jpg, Gemeinfrei

Geschreven voor de jaarwisseling 1944-1945, in de gevangenis onder het Gestapohoofdkwartier in Berlijn (Prinz-Albrecht-Straße), door Dietrich Bonhoeffer (1906 – 9 april 1945).

Short bio & background

Bonhoeffer was een nog jonge, maar reeds internationaal bekende Duitse theoloog en predikant, toen in 1933 de Arier paragraaf in Duitsland werd ingevoerd: Elke ambtenaar (incl. dominees) moest een bewijs voorleggen dat hij geen Joodse voorouders had. Dietrich en enkele anderen tekenden protest aan. Tegen de stroom van het Volkschristentum richtte hij samen met o.a. Karl Barth en Martin Niemöller de Pfarrenotbund op, die een tegenwicht wilden bieden tegen de deutsche Christen, die onder leiding van bisschop Müller helemaal meeging in de nationalistisch, arische nachtmerrie. Kenmerkend voor de ‘tegenbeweging’ binnen de kerk is de geloofsverklaring (Belijdenis, Bekenntnis) opgesteld in Barmen (de Barmer Thesen). Nr. 1: “Er is maar één Woord dat wij moeten volgen en gehoorzamen, dat is Jezus Christus, zoals die in de Heilige Schrift ons wordt betuigd (Dus geen keine andere Führer…). Dietrich wordt directeur van een eigen seminarie / predikanenopleiding (Finkenwalde – in 1937 door de gestapo gesloten) en onderhoudt internationale contacten, waar hij veel van verwacht (proto-oecumenische beweging, ook volkenbond). Na de Kristallnacht (1938) beseft hij dat het gewelddadig bewing van Hitler met geweld zal moeten worden bestreden (hoewel hij zelf neigde tot pacifisme). Overtuiging leidt tot engagement: Hij werkt mee aan ‘Officieren tegen Hitler‘. Op 5 april 1943 wordt hij gearresteerd (nog los hiervan). Zijn laatste brief dateert van 19 december 1944. Deze is aan zijn verloofde Maria von Wedemeyer gericht. Ze eindigt met de mededeling dat hem een paar regels zijn ingevallen, die hij als kerstgroet aan Maria en de overige familie op papier heeft gezet (zie boven): het gedicht ‘Von guten Mächten treu und still umgeben’.

Lees de tekst. Laat ‘m maar op u inwerken. Diepe eenvoud.

Het godsvertrouwen is bij Bonhoeffer geïnterioriseerd. Geen ‘geloof’. Het ìs. Hij ontvangt z’n leven uit Gods hand, het goede en ook het kwade (liever niet, natuurlijk, maar als het moet, dan toch ook… van harte. Ja – lees het derde couplet). Ik vermoed dat dit enkel mogelijk is omdat hij van jongs af aan zichzelf getraind heeft om contemplatief-actief te leven, en die beide aspecten nooit van elkaar los te koppelen: geestelijke oefeningen (discipline) om je leven echt ten dienste te stellen van God (en dus de mens), en dan meteen weer terugkoppelen, bezinnen… een rijk innerlijk leven maakt handelingsbekwaam.

Vertaling uit “Verzet en overgave“, 1956 (Jos Tielens?)

Door goede machten stil en trouw omgeven,
beschermd, getroost, beveiligd wonderbaar,
zo wil ik deze dagen met u leven
en met u binnengaan in ’t nieuwe jaar.

Nog drukt de zware last van kwade dagen,
nog komt het oude kwellen hart en hoofd.
Voor onze opgejaagde zielen vragen
wij, Heer, het heil dat Gij ons hebt beloofd.

En zo Gij ons de bittere kelk wilt geven
vol leed, gevuld tot boven aan de rand,
dan nemen wij hem dankbaar, zonder beven
uit uw goede en getrouwe hand.

Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken
aan deze wereld en de glans der zon,
dan willen wat voorbijging wij gedenken:
U zij ons leven dat uit U begon.

Laat warm en stil vandaag de kaarsen branden:
Gij hebt ze in onze duisternis gebracht.
Breng, als het zijn kan, ons weer bij elkander.
Wij weten het : uw licht schijnt in de nacht.

Zij het dat diepe stilten ons omringen,
laat ons toch horen, Heer, nu als voorheen,
het lofgezang dat al uw kindren zingen
het volle lied der wereld om ons heen.

Door goede machten wonderbaar geborgen
wachten wij rustig wat ons lot ook zij.
God is met ons in de avond en de morgen,
en elke nieuwe dag is Hij nabij.

J.W. Schulte Nordholt (Liedboek voor de kerken, 1973)

1 Door goede machten trouw en stil omgeven,
behoed, getroost, zo wonderlijk en klaar,
zo wil ik graag met u, mijn liefsten, leven,
en met u ingaan in het nieuwe jaar.

2 Wil nog de oude pijn ons hart vernielen,
drukt nog de last van ‘t leed dat ons beklemt,
o Heer, geef onze opgejaagde zielen
het heil waarvoor Gij zelf ons hebt bestemd.

3 En wilt Gij ons de bitt’re beker geven
met gal gevuld tot aan de hoogste rand,
dan nemen wij hem dankbaar zonder beven
aan uit uw goede, uw geliefde hand.

4 Maar wilt Gij ons nog eenmaal vreugde schenken
om deze wereld en haar zonneschijn,
leer ons wat is geleden dan herdenken,
geheel van U zal dan ons leven zijn.

5 Laat warm en stil de kaarsen branden heden,
die Gij hier in ons duister hebt gebracht,
breng als het kan ons samen, geef ons vrede.
Wij weten het, uw licht schijnt in de nacht.

6 Valt om ons heen steeds meer het diepe zwijgen,
de eenzaamheid, die nergens uitkomst ziet,
laat ons dan allerwege horen stijgen
tot lof van U het wereldwijde lied.

7 In goede machten liefderijk geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons des avonds en des morgens,
is zeker met ons elke nieuwe dag.

Duitse tekst uit brief aan Maria von Wedemeyer (19/12/1944)

in de voetnoten de varianten die in de overgetypte versie stonden en tot 1988 dus als origineel werden aanzien

Von guten Mächten treu und still umgeben,
behütet und getröstet wunderbar,
so will ich diese Tage mit euch leben
und mit euch gehen in ein neues Jahr.

Noch will das alte2  unsre Herzen quälen,
noch drückt uns böser Tage schwere Last.
Ach Herr, gib unsern aufgeschreckten3 Seelen
das Heil, für das du uns geschaffen4 hast.

Und reichst du uns den schweren Kelch, den bittern
des Leids, gefüllt bis an den höchsten Rand,
so nehmen wir ihn dankbar ohne Zittern
aus deiner guten und geliebten Hand.

Doch willst du uns noch einmal Freude schenken
an dieser Welt und ihrer Sonne Glanz,
dann wolln wir des Vergangenen gedenken,
und dann gehört dir unser Leben ganz.

Laß warm und hell5 die Kerzen heute flammen,
die du in unsre Dunkelheit gebracht,
führ, wenn es sein kann, wieder uns zusammen.
Wir wissen es, dein Licht scheint in der Nacht.

Wenn sich die Stille nun tief um uns breitet,
so laß uns hören jenen vollen Klang
der Welt, die unsichtbar sich um uns weitet,
all deiner Kinder hohen Lobgesang.

Von guten Mächten wunderbar geborgen,
erwarten wir getrost, was kommen mag.
Gott ist bei6 uns am Abend und am Morgen
und ganz gewiß an jedem neuen Tag.


[1] Maria von Wedemeyer maakte al in 1944 een kopie voor de familie. Deze werd in 1945 hectografisch vermenigvuldigd en was de basis voor de eerste publiaties en is dus ook gepubliceerd door E. Bethge in Widerstand und Ergebung. Vandaar dat dit tot 1988 de ‘standaardtekst’ was.
[2] Urtext zonder hoofdletter, dus adjectief van ‘Jahr’ !
[3] Getypte versie: aufgescheuchten
[4] Getypte versie: bereitet
[5] Getypte versie: still
[6] Getypte versie: mit

Hecate (Gerrit Achterberg)

… Ik zag u staan in d’encyclopedie,
heilige Hecate, gij alle drie.
Geef me de vijf. En wel bekome het u.

Gerrit Achterberg (1957)

Drie regels uit het gedicht Trivia (Gerrit Achterberg, Spel van de wilde jacht, 1957. Uitputtende analyse van deze bundel op DBNL). Trivia volgt op het gedicht over Hecate zelf (een van die oeroude mythische moedergodinnen). Klinkt het gedicht met de titel Hecate nog overwegend ernstig (alhoewel… ), in trivia wordt de ernst definitief speels, maar pas op: In de twee hierop volgende – en laatste gedichten wordt Achterberg via Onland naar de Horeb gevoerd, waar hij getroffen wordt door God – letterlijk. Kan gebeuren tijdens het ‘spel van de wilde jacht’.

“Ik zag u in de encyclopedie” uit dit gedicht moet u letterlijk nemen. Achterberg raadpleegde woordenboeken – op zoek naar rare rake woorden; en was verzot op de Winkler-Prins (ed. 1947-1954, zo lees ik in zijn biografie). De afbeelding hierboven is uit de Winkler-Prins van begin van de 20ste eeuw. Ik gok echter dat Achterberg dezelfde afbeelding heeft gezien. Ik vind hem in deze meer speelse gedichten eigenlijk beter uit de verf komen, dan in zijn uitgepuurde symbolische woordpoëzie, maar dit natuurlijk geheel terzijde.

Enjoy !

TRIVIA

Heilige Hecate, daar ben ik dus
en leg een pluimstaart voor uw beeltenis.
Myxomatose joeg hem in de lus;
wilddieverij, speciaal tegen Kerstmis,
tot jachtopzieners grote ergernis.

Al werd hij tweemaal achtereen gestroopt
en de intrige gordiaans geknoopt,
het is geen kat die men in zakken koopt,
omdat de wisseldaalder toch verloopt.

Eet smakelijk en bijt niet op uw tong.
Ik dans tot uw vermaak de zevensprong.

Hef dan de fakkel namens Artemis.
Die kon helaas onmogelijk. Had les
van de mythische jager Orion.
De sterrehond zit op de horizon.

Ik zag u staan in d’encyclopedie,
heilige Hecate, gij alle drie.
Geef me de vijf. En wel bekome het u.

Het is nu volle maan. Hemel en hel
plus onderwereld wachten uw bevel.

Maak niet de hele santekraam te schand
bij d’onbekende God in Griekenland.


Gerrit Achterberg, Verzamelde gedichten (p. 891, 892).

Zie hier een ‘klad’ van dit gedicht (uit het kritisch apparaat bij de uitgave van Achterbergs gedichten, p. 1191)


P.S. idee voor deze webpagina ontleend aan een themanummer van ‘Areopagus’ (studentenblad van de faculteit theologie van de Rijksuniversiteit Utrecht), uit de jaren 1980.

Gerrit Achterberg – AREOPAGUS

Een themanummer van “Areopagus” (tijdschrift van de Faculteit der Godgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Utrecht, ergens begin jaren ’80 ?), 64 pagina’s, geheel gewijd aan de dichter Gerrit Achterberg. In retrospectief een heel bijzondere mix van door de wol geverfde professoren (o.a. Gilles Quispel die moppert over het gebrek aan interesse in de ‘bevindelijkheid’…) en enthousiast lezende studenten. Bijdragen – naast Quispel – van o.a. Marcel Poorthuis, Theo Zweerman, Nico Tromp (‘Dies Irae’, leerzaam opstel), Johan Flikweert, Wulfert de Greef. Fraaie (tijdgebonden) layout overigens (drukkerij ‘Trans II’, voor de nostalgici)

Heel instructief vind ik de vergelijking van Achterberg’s gedicht ‘Franciscus’ met het bekende Zonnelied door Louis van Tongeren. Ik heb dat artikel elders overgenomen: ‘Here/sege/deze/spijze/ame’… Oh ja, op de laatste pagina ‘Hecate’ en de encyclopedie (origineel van deze pagina).

Inhoudsopgave

Intro
Tijdtafel

Literatuur over Achterberg (Marcel Poorthuis)
De Achterbergkroniek
Een duister fenomeen (Evert Peet)
Bevindelijk Neerlangbroek (G. Quispel)
Over Achterberg (Wulfert de Greef)
– “Alomtegenwoordigheid”, sonnet gewijd aan Achterberg van Johan Flikweert
Dies Irae (Nico Tromp)
Ichthologie, prent (Henk Brussel)
Het gedicht ‘Franciscus’ vergeleken met Franciscus zonnelied(Louis van Tongeren)
Bij het gedicht ”Onland” (Theo Zweerman)
Gerrit Achterberg en de antieke godsdiensten (J.Zandee)
Kennis en eschatologie bij Achterberg ( Marcel Poorthus)
Over Blauwzuur (Marc van der Post)
Over het overlijden van Gerrit Achterberg (ds. J.T. Doornebal)

Clément Marot : Als een vogel zo vrij

Rondeau parfait. En liberté…
A ses amis après sa délivrance

Een gedicht van de Franse dichter Clément Marot (1496-1544) over de eerste mei, de dag dat hij zijn vrijheid hervond.

Clément Marot, Cahors
foto: Jetty Janssen

Qua vorm is het gedicht een rondeau parfait. Alle regels van het eerste kwatrijn keren, één voor één, terug als slotregel van de volgende kwatrijnen. De beginwoorden En liberté ronden het geheel af (vandaar ‘Rondeau’). Er zijn maar twee rijmklanken toegelaten, alternerend per couplet (abab / baba etc.). In ‘t Frans is dat te doen als je slim kiest (hier: …aine (of …ène) en …é), in ‘t Nederlands zou ik het niet proberen, zelfs als ik dichten kon.
Qua inhoud behandelt Marot zijn verblijf in de gevangenis in het voorjaar van 1526: Eerst in le Châtelet (Parijs), daarna in Chartres. Hij kwam vrij dankzij een interventie van het Franse hof, in het bijzonder van Marguérite d’Alençon, the King’s sister en zijn goede vriend Lyon Jamet. De tussenstop in Chartres kwam tot stand met medewerking van de bisschop, Louis Guillard. De impact van dit gebeuren op Marot is na te lezen in zijn lange gedicht, L’enfer, dat vanwege z’n felle aanklacht tegen de Magistratuur en de (corruptie van) het gerecht zelfs lange tijd enkel in manuscript kon circuleren, zeker omdat er ‘een reuk van ketterij’ aan Marot kleefde.4.

In het onderhavige gedicht (eerste publicatie 15345) giet de dichter dit verhaal in de klassieke gesloten vorm van een Rondeau. Opmerkelijk. Zeker als je je realiseert dat het extra couplet (niet meer gebonden aan de regels van het eerste couplet) eindigt met En liberté in vrijheid. De meest gesloten dichtvorm wordt opengebroken terwijl ze voltooid wordt. Rondeau parfait: (etym. per-ficere). ‘Aufgehoben’ zouden de Duitsers zeggen. Op de eerste dag van mei, wordt voor Marot, de dichter, een tijdperk afgesloten, voltooid en breekt een nieuwe tijd aan.6

Rondeau parfait Volmaakt rondeel
À ses amis après sa délivrance Aan zijn vrienden, na zijn vrijlating
En liberté maintenant me pourmène,
Mais en prison pourtant je fus cloué :
Voilà comment Fortune me démène.
C’est bien, et mal. Dieu soit de tout loué.
Als een vogel zo vrij ga ik op weg,
Toch zat ik vast, in het gevang,
Dat is het lot, zo gaat het leven:
‘t zij goed of kwaad: God zij geprezen.
Les Envieux ont dit, que de Noé
N’en sortirais : que la Mort les emmène !
Maulgré leurs dents le nœud est dénoué.
En liberté maintenant me pourmène.
Jaloers zeiden ze: ‘Voor kerstmis
geraak je er niet uit!’ Ik zeg :’Val dood’,
hoe je ook knarst, de knoop is ontward.
als een vogel zo vrij ga ik op weg ,
Pourtant si j’ai fâché la Cour romaine,
Entre méchants ne fus oncq alloué :
Des bien famés j’ai hanté le domaine :
Mais en prison pourtant je fus cloué.
Wat zeg je? Ik zou Rome ambeteren?
In slecht gezelschap verkeerde ik nooit,
t’ waren goede heren, die ik frequenteerde:
Toch zat ik vast, in het gevang.
Car aussitôt que fus désavoué
De celle-là, qui me fut tant humaine,7
Bientôt après à saint Pris fus voué :
Voilà comment Fortune me démène.
‘t is waar: Toen zij mij liet vallen
die mij als mens zo dierbaar was,
viel heilige hechtenis mij ten deel:
Dat is het lot, zo gaat het leven.
J’eus à Paris prison fort inhumaine,
À Chartres fus doucement encloué :
Maintenant vois, où mon plaisir me mène.
C’est bien, et mal. Dieu soit de tout loué.
De conciergerie, onmenselijk,
de cel in Chartres, was te doen.
Maar nu ga ik, waar mijn lust mij leidt.
t zij goed of kwaad, God zij geprezen.
Au fort, Amis, c’est à vous bien joué,
Quand votre main hors du pair8 me ramène.
Écrit, et fait d’un cœur bien enjoué,
Le premier jour de la verte Semaine,9
En liberté.
Kortom, mijn vrienden, goed gespeeld,.
onovertroefbaar. Hier ben ik weer.
Gaarne geschreven en goedgekeurd,
De eerste dag van de bloeimaand mei,
als een vogel zo vrij
Gedaan, vertaald en toegelicht, 1 mei 2024, Dick Wursten,

Bronvermelding voor nieuwsgierigen

  • Gedicht: eerste publicatie in 1534 (zonder autorisatie door de auteur) als toevoeging aan Le Premier Livre de la Métamorphose d’Ovide. De teksteditie hierboven een (gedeeltelijk) gemoderniseerde spelling voor de leesbaarheid.
  • Over dit gedicht: Leve Open access:
    Frank Lestringant schreef in 2018 een boek over L’adolescence clementine (Marot’s bestseller uit 1532). Titel « Ce sont œuvres de jeunesse, ce sont coups d’essai »Clément Marot, L’Adolescence clémentine. (PURH, 2018). Sinds 2021 is dit boek online leesbaar: https://books.openedition.org/purh/14385. Section VII. Rondeaux (I à LXVII, AC, p. 277-346). Bij de bespreking van ‘ons’ rondeau parfait (nr. LXVII) citeert hij ook andere relevante literatuur, o.a. Gérard Defaux (over de betekenis van de literaire vorm), en Guillaume Berthon (over de motieven en m.n. over het spelen met het begrip spel):
  • Guillaume Berthon, ‘Marot “joueur” : portrait de l’auteur en saltimbanque’, in: Babel, hors-série – aggrégation | 2019 Les voix de “L’Adolescence clémentine. Ook deze tekst is vrij online te lezen: https://journals.openedition.org/babel/5537.
Hier het grootste deel van het gedicht in de editie die in 1540 in Lyon verscheen, ed. Etienne Dolet (L’Enfer). Hij groepeert een aantal gedichten rond de gevangenschap onder de titel ‘La prinse de Marot’

Voetnoten

Christendom – culturele matrix van onze wereld

Kun je nog zinvol spreken over de sterke band tussen christendom en westerse cultuur zonder in identitair vaarwater te komen (cultuurchristendom heeft al een negatieve connotatie, jammer). Jawel, maar er is een voorwaarde:

Enkel als het (west-europese) christendom de mogelijkheid van zijn ontkenning serieus neemt èn het atheïsme zich bezint op zijn christelijke afkomst, heeft het europese cultuurproject nog toekomst. (Jean-Luc Nancy) 1

Want:

Hoe je het ook wendt of keert, het christendom is de culturele ‘matrix’ (matrice, moederschoot) van de wereld waarin wij ons bevinden. En als men zich daarvan niet bewust is, dan zie ik niet goed hoe men onze wereld zou kunnen begrijpen. (Marcel Gauchet) 2


De eerste twee-zijdige quote is een samenvattende vertaling van twee observaties die Jean-Luc Nancy vooropstelt voor hij het christendom gaat ‘deconstrueren’ (La déconstruction de christianisme (1998), opgenomen in La Déclosion – English: Dis-enclosure, 2008). Hier met context:

“Le premier s’énoncera ainsi: “Seul peut être actuel un christianisme qui contemple la possibilité présente de sa negation.” C’est une phrase de Luigi Pareysson, un philosophe italien qui fut le maître d’Umberto Eco. […] Le second précepte est corrélatif du premier. En parodiant la première formule, je l’énoncerai ainsi: “Seul peut être actuel un athéisme qui contemple la réalité de sa provenance chrétienne.” Sous ces deux préceptes, en attente, cette question: qu’y a-t-il donc au fond de notre tradition, c’est a-dire au fond de nous ? Ou bien: qu’est-ce qui nous est transmis par notre propre tradition du fond de ce fond d’évidences chrétiennes, qui est si evident que, justement, nous n’y regardons pas de plus près?”

Eerst gepubliceerd in Les études philosophiques 4/1998, quote op p. 504, dan in genoemd boek.

“Let us attempt to proceed toward it – thinking christianity – directly, by laying down two principles. The first is: ‘‘The only Christianity that can be actual is one that contemplates the present possibility of its negation.’’ This is a phrase of Luigi Pareysson, an Italian philosopher who was Umberto Eco’s teacher. […] The second principle is a correlative to the first. Parodying the first formula, I will express it as follows: ‘‘The only thing that can be actual is an atheism that contemplates the reality of its Christian origins.’’ Underlying both of these principles, I formulate tentatively this question: ‘‘What is there, then, in the depths of our tradition, that is, in our own depths?’’ or, ‘‘What has been handed down to us by our own tradition from the depths of this storehouse of Christian self-evidence, which is so self-evident to us that we do not examine it more closely?’’ (p. 140)

De tweede quote is een vertaling van een uitspraak van Marcel Gauchet (de man van de baanbrekende sociologische religiestudie ‘De onttovering van de wereld’) in een interview, verschenen in Télérama nr. 3178, 2010): “Le christianisme est quand même la matrice culturelle du monde dans lequel nous sommes, et si l’on n’a pas cette mémoire, je ne vois pas bien ce que l’on peut y comprendre.”

Geïnteresseerd in de originele quote in context in het Frans, die kun je hier lezen. Hieronder de Nederlangse vertaling (maar pas op… het Frans is meerduidiger dan de vertaling).

Nederlandse vertaling (fragment uit interview Marcel Gauchet, Télérama nr. 3178)

“Is de achteruitgang van het christendom onvermijdelijk?”

Gauchet: “Niets in de geschiedenis is onvermijdelijk, en er zijn talloze voorbeelden van mensen of dingen die, na men iets te snel begraven heeft, en die opnieuw tot leven zijn gekomen. Wat de afgelopen decennia is verdwenen, is het politieke christendom: de ambitie van religieuze macht om een normatieve overkoepelende rol binnen de gemeenschap te spelen. Ook het sociologische christendom is verdwenen aan het begin van de jaren zestig: het parochiale christendom dat zich richtte op het bieden van structuur aan gemeenschappen en het levensritme. Maar de vitaliteit van het christelijke geloof blijft bestaan. Wat nieuw is, is dat het geloof nu een minderheid vormt, terwijl het vroeger het kader was waarbinnen alles plaatsvond. Dit schept een totaal nieuwe intellectuele situatie: alle voorwaarden waaronder het christendom zich historisch heeft gedefinieerd, zowel theologisch als pastoraal, zijn veranderd. Maar tegelijk ligt de ruimte nu ook open voor een heruitvinding van het christelijke geloof: in de manier waarop het zich uitdrukt, in de perspectieven die het aan zijn praktijken biedt, en in de rol die het in de samenleving wil spelen. In veel opzichten zijn in onze samenlevingen alle elementen aanwezig voor een hernieuwe activering van het religieuze, in nieuwe vormen, die heel anders zijn dan die uit het verleden.”

“Maar wat betekent uw dialoog met religie?”

Gauchet: “Het christendom is per slot van rekening de culturele matrix (basis) van de wereld waarin we leven, en als we dat historisch besef niet hebben, begrijp ik niet goed hoe we iets van die wereld kunnen begrijpen. Bovendien ligt het debat tussen seculiere versus religieuze mensen achter ons, behalve voor een paar hard-liners. De echte scheidslijn vandaag de dag ligt – voorbij politieke stromingen – tussen degenen voor wie reflectie op het menselijk avontuur noodzakelijker is dan ooit, en degenen die die reflectie als achterhaald beschouwen, omdat voorspoed, hedonisme of een bepaalde vorm van vrijheid alle antwoorden bieden. Hoe seculier ik ook ben, ik voel me veel meer verwant met de religieuze geest, dan bij veel seculieren die me lijken af te glijden in een soort spontaan in-humanisme, een neiging in onze samenlevingen tot nieuwsgierigheid-loosheid , cultuurloosheid en deculturalisatie. Veel mensen noemen het blijvend onderzoek naar het menselijk mysterie ‘spiritueel’. Welnu, dat is een term waarin ik me kan vinden.”


Liedboekdag 1979

Ik vond terug Musica pro Deo, 1979, met een verslag van de Liedboekdag. Mooi tijdsbeeld (ik schrok wel van ‘het toontje’, met name in de bijschriften bij de foto’s). Ook interessant: de tekst van een nog altijd te denken gevende lezing van J.W. Schulte Nordholt: ‘Over goed en slecht in het kerklied’.

[click to enlarge]