Altijd is Kortjakje ziek

achtergrondinfo bij dit liedje, ontleend aan de bespreking door Bert Van Zantwijk

Altijd is Kortjakje ziek is een kinderliedje dat teruggaat op een volksliedje uit de zeventiende eeuw. De term kortjakje was een algemene verbreide aanduiding voor een vrouwelijke jeneververslaafde. De huidige tekst luidt:

Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week, maar ’s zondags niet.
’s Zondags gaat zij naar de kerk,
Met een boek vol zilverwerk.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week, maar ’s zondags niet.

Het lied lijkt op het eerste gezicht te gaan over een zeer godsdienstig meisje. Zij is ziek, maar gaat op zondag toch naar de kerk. Het meisje moet van goede komaf zijn, want zij heeft een boek vol zilverwerk, een met zilver beslagen gebedsboekje. Toch is de verklaring minder eenvoudig. Kortjakje is namelijk in de 17de en 18de eeuw een vrij algemene spotnaam voor een vrouwelijke alcoholist.
De termen ‘kort’ en ‘lanc’ verwezen destijds naar de soort drank die men dronk. ‘Kort’ = sterke drank in een klein glas, ‘Lanc’ = ‘lang’ of ‘verlengd (of ‘aangelengd’) = de benaming voor een zwakalcoholisch mixdrankje in een hoog glas. We gebruiken hiervoor nu nog steeds de term ‘longdrink’. Jakje (eigenlijk jakie of sjaakie) is een van de vele namen van de duivel.
Kortjakje betekent dus letterlijk ‘drankduiveltje’. Op internet staat bij diverse bronnen ten onrechte dat kortjakje een verbastering is van cognacje en ook wordt regelmatig ten onrechte gemeld dat een kortjakje een kort jasje of een korte rok zou zijn. De suggestieve verklaring van dit liedje dat het over een prostituee zou gaan, lijkt me op grond van dit couplet overdreven en zegt m.i. meer over de mensen die zulke suggesties doen (en mensen die die vervolgens delen via sociale en andere media), dan over het liedje zelf. Dat er varianten de ronde deden/doen waarin dat wel wordt gesuggereerd, zegt ook niets, want variëren staat vrij… en tijdens feesten en vooral op trouwpartijen heb ik al menig gewoon liedje zien veranderen van karakter.

dronken-vrouw

Ad fontes

In de negentiende eeuw vinden we een arsenaal aan liederen, waarin – naast Kortjakje – allerlei mensen altijd ziek zijn, behalve op zondag: Zo bijv. van Jan mijne man en Mietje-Wantje. Parallel met altijd ziek zijn (behalve op zondag) staat in het eerste lied de vaststelling dat ‘hij niet wil werken’, maar in plaats daarvan alle dagen bezig is ‘zijn hart te versterken’, d.w.z. te drinken.

1.

Jan mijne man, dat is ‘ne vent
Aan het werken, aan het werken.
Jan mijne man, dat is ‘ne vent
Aan het werken niet gewend.

’s Sondags zit’i aan zijn deure,
Om te wachten zijn maseure.
’s Maendags zit’i an den trap,
Om te wachten ‘en schotel pap.

Jan mijne man is altijd ziek,
G’heel de weke, g’heel de weke.
Jan mijne man is altijd ziek,
G’heel de weke en tsondags niet.

2.

Mietje-Wantj’ is altijd ziek,
Geheel de week en ’s zondags niet.
’s Zondags staat zij aan haar deur,
Om te verwachten haar serviteur.

Serviteur met twee roo kaken.
Maatje, wilt gij mijn broek vermaken? 
Roekedoekdoek, roekedoekdoek,
Kus de bille van Assebroek.

De onderste versie over Mietje-Wantje is afkomstig uit West-Vlaanderen. Een serviteur, letterlijk een dienaar, betekende in West-Vlaanderen ook minnaar of minnares. ‘Roo kaken’ zijn rode wangen.

Ragel Valderappus

Alle bovenstaande versies lijken te zijn voortgekomen uit een volksliedje, dat voor het eerst werd gepubliceerd op een liedblaadje in het jaar 1700. Daarin wordt een jonge vrouw met name ‘Ragel’ (Rachel) geïntroduceerd als ‘Kortjakje’: 

‘Een nieuw lied, van Ragel Valderappus, eersaeme en seer secreete vrouw, zittende op ’t raedhuys van de Markus brug’.

Kortjakje zeer hups en fijn,
Js de meeste tijd beschonken.
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet janever zijn.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in  de Week en Zondags niet.
Dan gaet zy haer hert versterken,
Midden in de week wil zy niet werken.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Kortjakje heeft hier op let,
De ring al van haer hand genomen.
En die heeft die dronke slet,
Bij Jan-Oom te pand gezet.
Kortjakje mag geen Brandewijn
Maer het moet Janever zijn.
Kortjakje gaet haer hert versterken,
Midden in de week wil zy niet werken.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Kortjakje is vroeg opgestaen,
En zy is met radde kooten,
Na de Marcus Brug gegaen,
De Jongers volgden agter aen.
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet Janever zijn.
Daer vond zy ’t Raedhuys bescheten,
Dat kon Ragel niet op eeten.
Daerom is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Kortjakje zogt de Besemstok,
En begon op de jongers te vloeken.
En zy sprak hou toe jou bek,
Of ik bruy jou op de Nek.
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet Janever zijn.
Kortjakje gaet haer hert versterken,
Midden in de week wil zy niet werken.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Loop jou honden voor de pest,
Of de duyvel zal jou halen,
Want ik geef je aers de rest,
Sprak Kortjakje op het lest.
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet Janever zijn.
Valderappus wil niet trouwen,
Maer zy begint met Pluggen t’houwen.

Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Kortjakje heeft met boosheyd groot,
Een steen in haer hand genomen.
En sy sey by Slapperloot,
Daer mee bruy ik jou strak dood.
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet Janever zijn.

Kortjakje gaet haer hert versterken,
Midden in de week wil zy niet werken.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

Die dit Liedtje heeft gedigt,
Die heeft een Janever gekregen.
Zy woont by Kortjakie digt,
’t Js Ragel Valderappus Nigt:
Kortjakje mag geen Brandewijn,
Maer het moet Janever zijn.

Kortjakje gaet haer hert versterken,
Midden in de week wil zy niet werken.
Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week en Zondags niet.

De tekst van het kluchtlied gaat over een Joodse vrouw (Ragel of Rachel is een Joodse naam) die werkt als toiletjuffrouw bij de openbare toiletten onder het Raadhuis bij de Marcusbrug in Amsterdam. Ze was een alcoholiste . De schrijfster van het lied wekt de indruk een waargebeurd verhaal, een anekdote, te vertellen NB: dat is een stijlfiguur, niet zomaar geloven….. Zij vermeldt dat zij de nicht is van Ragel en het vers heeft geschreven in ruil voor een glaasje jenever.
Zij vertelt hoe Ragel op een dag, als ze naar haar werk gaat, wordt achternagelopen door een groep jongens. Aangekomen bij haar werk blijkt dat de jongens de hele boel hebben onder gescheten. Ragel gaat volledig uit haar plaat en bedreigt de jongens eerst met een bezemsteel en later met een steen.

Op internet staat overal vermeld dat het lied zou gaan over een prostituee. Dat blijkt echter op geen enkele manier uit het lied. Er wordt gemeld dat Ragel niet meer wil trouwen en haar (verlovings-)ring naar Jan-Oom, dus naar de lommerd, heeft gebracht. Zij ‘begint met Pluggen t’houwen’ wil zeggen dat zij met meerdere mannen – net als zij van laag allooi, want een plug is een schooier – het bed deelt. Er staat niet dat zij dat tegen betaling doet. Integendeel, zij wordt in de titel van het vers juist een eerzame vrouw genoemd.

Latere versies

Er bestaat een versie waarin ’s Zondags gaat zij naar de kerk, met een boek vol zilverwerk’ is gewijzigd in ’s Zondags komt meneer pastoor, daar spreidt zij haar beentjes voor’, maar die versie is veel jonger dan de thans bestaande tekst. Daar kunnen geen conclusies aan worden verbonden. Ook is er een versie bekend waarbij de nu bestaande tekst wordt aangevuld met een tweede strofe, waarin de tekst staat ‘Midden in de week wil zij niet wassen, ’s Zondags strikt ze herendassen’, heel soms gevolgd door een derde strofe met de tekst ”s Zondags als haar liefste komt, is Kortjakje goed gezond’. Ook dit zijn latere aanvullingen, die niets zeggen over de oorspronkelijke betekenis van het lied, noch over de huidige tekst.

In dezelfde periode dat het oorspronkelijk lied is gepubliceerd, rond of kort na 1700, verschijnen er meer liedjes over Kortjakje. Zo zijn daar: ‘Kortjakjes Kraembed, die noit gewoon was te kinderen, en nu in haer hooge Ouderdom van Tagtig Jaren in de Kraem gekomen van twee Meysjes‘, ‘Testament van Kortjakje‘ en ‘Kort Jakie is weer levendigh geworden‘.

Maar zoals al in het begin gezegd: Kortjakje was geen aparte persoon, maar een vrij algemene spotnaam voor een vrouwelijke alcoholist.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *