Nietzsche’s muziek

Hij schreef muziek – zeker, maar een componist was hij niet…

Zonder muziek kon Nietzsche niet leven. En dat mag je letterlijk nemen. Met de piano kon hij gelukkig prima uit de voeten (handen), en dat al bijna van kindsbeen aan. Improviseren deed hij graag. Zo kon hij z’n sterk gevoelde emoties uiten en ‘een plaats geven’ door ze om te zetten in klank (hier citeer ik NIetzsche bijna letterlijk). En ja, hij schreef z’n invallen en ideeën soms ook op en werkte ze uit, maar een componist was hij niet, hoewel hij zelf lange tijd dacht van wel. Dat heeft hij tot z’n eigen teleurstelling, verdriet, moeten vaststellen, toen hij in de zomer van 1872 de vermetelheid had een compositie waar hij zelf tevreden over was (de Manfred-Meditation, naar een tekst van Byron) aan de grote en door hem bewonderde dirigent Hans von Bülow op te sturen. Het antwoord dat hij kreeg loog er niet om: Von Bülow hoopte dat wat hij ontvangen had een ‘parodie’ was op de veel besproken ‘muziek van de toekomst’ (Wagner, weet u wel, met wie Nietzsche toen nog dweepte). Ware het geen parodie, dan was het onverkwikkelijke anti-muziek… Een flard uit die brief:

Maar ter zake: uw Manfred-meditation is het meest extreme voorbeeld van fantastische extravagantie, het alleronaangenamste en antimuzikaalste dat ik sinds lange tijd op notatiepapier onder ogen heb gehad. Meerdere malen kon ik niet anders dan mezelf afvragen: is dit wel serieus bedoeld, zou het geen grap zijn: had u misschien het voornemen een parodie op de zogenaamde toekomstmuziek te maken?…1

Auwch. Drie maanden later (29 oktober 1872) – hij moest wel even bijkomen van de klap – schrijft Nietzsche een brief aan Von Bülow – om hem te bedanken voor het eerlijke antwoord: het heeft hem de ogen geopend, ookal doet deze waarheid hem nog steeds pijn. Hij is muzikaal, kan zonder muziek niet leven, maar is geen componist. Dat hij zich in 1887 toch weer aan het componeren waagt (en in Ecce homo zijn Hymnus an das Leben de hemel in prijst (met correctie van de slotnoot van de klarinet: de ‘c’ moet een ‘cis’ zijn, briljant), doet daaraan niets af, of beter: bevestigt dat juist.

In 1976 verscheen een kritische uitgave van Nietzsche’s muzikale oeuvre (ed. Curt Paul Janz, Nietzsche-biograaf en musicus). Egon Voss (Wagner-kenner) schreef een bespreking voor ‘Die Musikforschung’ (jg. 32/3) . Lovend over de uitgave, maar – net als Von Bülow – vernietigend over de muziek. Na een paar CD’s te hebben beluisterd, moet ik zeggen dat dit een ‘zutreffende’ evaluatie is, vandaar dat ik hieronder de alinea uit die boekbespreking overschrijf, met daaronder een vertaling in het Nederlands.

Egon Voss over Friedrich Nietzsche, Der Musikalische Nachlass.

[…] Man begegnet einem Komponisten, der sein Handwerk nicht gründlich beherrschte. Daß so viele Stücke Fragmente geblieben sind, hat wohl vor allem damit zu tun. Dabei komponierte Nietzsche durchaus nicht nur konventionell trivial, sondern mit Fantasie. Der Ausdruckswille war jedoch nicht in der Lage, sich die entsprechenden Ausdrucksmittel zu verschaffen. Was wie Kühnheit aussieht, ist doch nur Ungeschicklichkeit im Umgang mit der musikalischen Satztechnik; die unorthodoxe Handhabung traditioneller Regeln scheint weder bewußt noch konsequent angewendet. Es fehlt die Integration in einen eigenen Stil oder zumindest in den Stil einer Komposition. Wegen dieses Mangels an Integration reißt der musikalische Faden so häufig ab, entstehen Löcher in den Melodien. Auch die fertigen Kompositionen machen den Eindruck von Fragmenten. Nietzsche war jedoch nicht ahnungslos-naiv. Mit dem ironischen Titel Fragment an sich über einem nach wenigen Takten abbrechenden Klavierstück gab er seinem gesamten kompositorischen Schaffen das Motto.”


🇳🇱 Nederlandse vertaling

[…] Men ontmoet hier een componist die zijn ambacht niet grondig beheerste. Dat zoveel stukken fragmentarisch zijn gebleven, zal daar ook wel iets mee te maken hebben. Toch componeerde Nietzsche niet enkel conventioneel-triviaal, maar ook met verbeelding. Zijn drang tot expressie ontbeert echter de bijpassende expressie-middelen. Wat stoutmoedig lijkt, is in werkelijkheid slechts onbeholpenheid in de omgang met de regels van de muzikale toonkunst; de onorthodoxe behandeling van traditionele regels lijkt noch bewust noch consequent toegepast. Er vindt geen integratie in een eigen stijl plaats, zelfs niet binnen één compositie. Door dit gebrek aan integratie knapt de muzikale draad geregeld, en vallen er gaten in de melodieën. Zelfs de voltooide composities maken de indruk van fragmenten. Nietzsche was op dit punt echter geenszins onwetend-naïef: Met de ironische titel Fragment an sich boven een pianostuk dat na enkele maten afbreekt (en repetitief wordt, voorzag hij zijn gehele compositorische werk van een passend motto.

Das Fragment an sich

Hieronder het genoemde Fragment an sich (1871): De ‘enkele maten’ die Egon Voss noemt zijn er 22, waarna men ‘melancholisch opnieuw moet beginnen’ (con malinconia), eeuwige wederkeer avant la lettre.


🇬🇧 English translation

[…] One encounters a composer who did not thoroughly master his craft. The fact that so many pieces remained fragments is probably due above all to this. Yet Nietzsche did not compose merely in a conventional or trivial manner, but with imagination. His urge for expression, however, was unable to secure for itself the corresponding means of expression. What appears as audacity is in fact mere clumsiness in handling musical composition; the unorthodox treatment of traditional rules seems neither deliberate nor consistent. There is a lack of integration into a personal style, or at least into the style of a coherent composition. Because of this lack of integration, the musical thread repeatedly breaks off, creating gaps in the melodies. Even the completed compositions give the impression of being fragments. Nietzsche, however, was by no means ignorant or naïve. With the ironic title Fragment an sich above a piano piece that breaks off after only a few bars, he effectively gave his entire compositional oeuvre its motto.

13 oktober 2025, Dick Wursten