Gross Glockner

Voor Jan Wit


Een wereld waarin wit de regel is,
het wit der eeuwigheid, het wit des doods,
de mantel sneeuw die ‘t menselijk gemis
toedekt met tederheid, het oogwit Gods.

Want dat zou, zegt men, de bedoeling zijn,
dat wij gelouterd worden tot een wit
en stil bestaan, een zee van zonneschijn,
een niets, een hooggebergte zoals dit,

waar nog als rest van de voorbije tijd
in flarden hoop en hunkering en waan
een veld van witte wolken over glijdt
met schaduwen die door de diepten gaan.

Maar die vervluchtigen, wij keren weer
tot onze oorsprong, tot de zaligheid,
daar is geen lust en geen bewustzijn meer,
wij hebben alles, wij zijn alles kwijt.

Maar, vraagt een leerling, hoe wordt dat bedoeld,
wat voor een ijle zaligheid is dat
waar men niets voelt. Nee juist dat men niets voelt,
zegt Boeddha, is de allerhoogste schat.


J.W. Schulte Nordholt, Contrafacten – gedichten op reis en thuis (Baarn, [1974]) p. 38-39

Misschien goed om te weten dat Jan Wit blind was.