Nietzsche’s hymne op het leven

tekst : Lou Salome (1882), goede vriendin en klankbord in zijn Vrolijke Wetenschap-tijd.
muziek: Friedrich Nietzsche (1882 compositie, 1887 publicatie)

In Ecce homo (1888) staat Nietzsche erop Lou Salome expliciet te noemen (en te prijzen) als auteur van de tekst. Met name de slotzin sprak hem erg aan:

Jahrtausende zu denken und zu leben
Schließ mich in beide Arme ein
Hast du kein Glück mehr übrig mir zu geben,
wohlan ! noch hast du deine Pein.

In haar Lebensrückblick (eerste uitgave 1951, postuum, verzorgd door Ernst Pfeiffer) citeer Lou het gedicht ook, d.w.z. het oorspronkelijke. Ze heeft het – zo meldt ze daar – geschreven na een intense periode in Rusland, uitlopend op haar vertrek uit de ‘Heimat’ naar Zürich. Zij noemt het Lebensgebet. De slotzin luidt daar:

Jahrtausende zu sein ! zu denken !
Schließ mich in beide Arme ein
Hast du kein Glück mehr mir zu schenken —
Wohlan — noch hast du deine Pein.

Ze voegt droogjes toe: Nachdem ich es Nietzsche gelegentlich aus dem Gedächtnis niedergeschrieben und er es darauf in Musik gesetzt hat, lief es feierlicher auf etwas verlängerten Versfüßen.

In haar eigen roman Im Kampf um Gott heeft ze dit gedicht ook opgenomen, maar dan in Nietzsche’s versie… maar ook weer niet helemaal: in de laatste strofe kiest ze toch voor haar eigen — oorspronkelijke — rijmwoorden, maar verandert wel de eerste regel (ze verlengt de versvoet… ) :

Jahrtausende zu leben um zu denken,
Schließ mich in beide Arme ein
Hast du kein Glück mehr mir zu schenken —
Wohlan, — noch hast du deine Pein.

Lou Salome — zo weet Ernst Pfeiffer nog te berichten in een voetnoot, gebaseerd op zijn gesprekken met de oude dame — vond later dat het hele gedicht eigenlijkl wel wat bombastisch was, en dat de slotzin voor haar en voor Nietzsche niet hetzelfde zei: Voor haar wilde die zin zeggen dat zij ook het berooide leven dat er overbleef na God ‘verloren’ te hebben, nog voluit wilde blijven omarmen, terwijl voor Nietzsche deze slotzin zijn amor fati verwoordde. (Rückblik, p. 224-5, noot 40. Het originele gedicht staat op p. 40)

Tenslotte: Nietzsche had de boodschap van von Bülow, dat hij geen componist is blijkbaar eerst wèl aanvaard (met pijn en moeite), maar hij kon het later blijkbaar toch niet laten. Als je Ecce homo leest, dan zie je hoe de officiële muziekuitgave hem blij en trots maakte. Wel hoor ik in de formulering over zijn eigen muziek toch enige terughoudendheid (die opvalt in dat boek dat verder bepaald niet zuinigjes is met superlatieven): Na Lou’s slotzin te hebben geprezen besluit hij de passage met Vielleicht hat auch meine Musik an dieser Stelle GrösseVoor de muziek klik hier. Voor de relatie tussen Lou en Friedrich klik hier