Kerstliedjes

KERSTLIEDJES, oorsprong en achtergond

Oh ja, hier nog wat links naar mijn oude site voor een kerstverhaal, achtergrond bij de Kerststal, een kerstmeditatie en het verhaal van de vierde wijze

Als u iemand vraagt om de eerste regel van ‘Komt allen tezamen’ te zingen weet u meteen of hij protestant of katholiek is. Zingt hij namelijk: ‘Komt allen tezamen, jubelend van vreugde’ is hij protestant. Zingt hij ‘Wij komen tezamen, onder ‘t sterrenblinken’, is hij roomskatholiek, zeker als hij ook nog eens met Adeste fideles en venite adoremus op de proppen komt. Dezelfde test kunt u uitvoeren met het laatste couplet van ‘Nu zijt wellekome’. Wijzen uit het Oosten (prot) – D’heilige drie Koon’gen (r.k.). Ook bij het universele ‘Stille Nacht’ gaan beide christelijke confessies na de ‘heilige nacht’ uiteen in: Davids Zoon, lang verwacht (prot) – Alles slaapt, sluimert zacht (r.k.).

Ook denken wij vaak dat veel kerstliedjes ‘oud’ zijn, en soms is dat juist, maar nog veel vaker misleiden wij onszelf, of laten wij ons misleiden. Veel van die kerstliederen verschijnen pas voor het eerst in druk in de 19de eeuw met de vermelding trad. (= traditioneel kerstlied), of Oud Vlaamsch Kerstlied. U moet echter niet verbaasd zijn, als ze niet veel ouder zijn dan de 18de eeuw, of zelfs gewoon 19de eeuws. Ik behandel hieronder enkele van de bekenste voorbeelden.

NU ZIJT WELLEKOME

Chr. Quix (1825) weet te melden hoe in de Münsterkirche te Aken in de 13de eeuw dit lied reeds gezongen werd: Nun siet uns willekomen, hero Kerst, zong men dan. Hoe hij aan die kennis komt en of dat lied iets te maken heeft met ons lied vermeldt hij niet. Dat laatste is niet onwaarschijnlijk, want wij weten dat het in de Middeleeuwen in onze contreien gebruikelijk was om tijdens de Kerstmis een welkomstgroet te brengen aan de nieuwgeboren Heer, inderdaad in bovenstaande trant of bijv. zo: Syt Wellecome, heere Christ / want ghy onser alder Heere bist (14de eeuwse toevoeging aan een 10de eeuws evangelieboek). Op grond van bijgeschreven muzieknoten kan een melodie van gregoriaanse kleur (wrsch. dorisch) worden gereconstrueerd die enkel in de verte lijkt op de ons bekende. Pas in de 16de eeuw duiken anonieme vier-stemmige zettingen op van een melodie, die ons echt bekend in de oren klinkt.

In de vorm van een PDF-bestand vindt u onder de tekst een modern-genoteerde anonieme 16de-eeuwse zetting, afkomstig uit de Codex Smijers. Deze codex bevindt zich in het het Zwanenbroedershuis in ‘s-Hertogenbosch en werd vervaardigd voor de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap te ‘s-Hertogenbosch. De codex is gedigitaliseerd en via de website van het Brabants Historisch Informatiecentrum te bewonderen (klik hier (sorry, de link is dood. Musea en bibliotheken moeten verboden worden hun database te wijzigen zonder automatische redirects) . Daar stond dus de melodie en tekst op folio 6v. De andere twee stemmen staan op de volgende bladzijde: 7r (digitaal blz. 14-15)). De codex wordt gedateerd tussen 1529 en 1564. Als u daar toch bent: een andere vierstemmige versie van hetzelfde kerstlied staat op de twee bladzijden ervoor (5v en 6rm of digitaal blz. 12-13). In de PDF (moderne notatie) is de melodie lichtjes aangepast om ook bij de ons bekende tekst te passen – met dank aan Maarten Hijzelendoorn. Lekker parallel zingen (heel zuiver!) en dan naar het einde toe de bewegingen…: niet zo moeilijk en prachtig voor de kerstmis, bij voorkeur a capella…

nuzijt

In het Leysenboeck der Catholycken uit 1605 is geen melodie genoteerd bij dit lied, het wordt bekend verondersteld. [hier de tekst]. In de Hymni ofte Loff-sangen (1615) het eerste officieel goedgekeurde maar nooit in gebruik genomen gezangboek van de Nederlandse Hervormde Kerk is de tekst gewijzigd en uitgebreid tot zeven coupletten. [hier de tekst en melodie, kunt u zelf vergelijken]

Tenslotte: Het lied zoals wij het kennen is qua tekst en melodie blijkbaar overgenomen uit Salomon Theodotus’ (schuilnaam van Aegidius Haeffacker)  bundel met de mooie titel: Paradys der gheestelycke en kerckelycke lof-sangen (1621, (‘s-Hertogenbosch). Eén couplet is in het Liedboek weggelaten (Christe Kyrieleison) en naast kleine tekstmoderniseringen heeft men de boven reeds genoemde wijziging van ‘de heilige drie koningen’ in ‘wijzen uit het Oosten’ uit de bundel van 1938 overgenomen. Gelukkig heeft men de laatste regel (was: Ontferm u Heer)  weer in z’n oorspronkelijke staat herstelt, nl. kyrieleis.  Dan snap je tenminste ook weer waarom men zo’n lied een leis noemt… Om de middeleeuwse sfeer ook in de spelling te proeven, ziehier een meer oorspronkelijke versie (ook in het Nieuwe Liedboek – 476):

Nu syt wellecome, Jesu lieven Heer,
Ghy komt van also hoghe, van also veer;
Nu syt wellecome van den hoghen hemel neer;
Hier al in dit aertrijck sijt ghij ghesien noijt meer.
Kyrieleis.

Christe Kyrieleison laet ons singhen blij,
Daermeed oock onse leysen beghinnen vrij;
Jezus is gheboren op den heyligen Kersnacht
Van een maghet reyne, die hoogh moet sijn gheacht.
Kyrieleis.

D’herders op den velde hoorden een nieu liedt,
Dat Jezus was gheboren, sij wisten ‘t niet:
“Gaet aen geender straten en ghij sult hem vinden klaer,
Bethlem is de stede daer ‘t is geschiet voorwaer.
Kyrieleis.

D’heylighe drie koon’ghen uyt soo verren landt,
Sij sochten onsen Heere met offerhandt
S’offerden ootmoedelyck myrh, wierook ende ghoudt,
Teeren van den kinde dat alle dinck behoudt.
Kyrieleis.

STILLE NACHT

Het meest bekende kerstlied aller tijden Stille Nacht, Heilige Nacht stamt uit 1818 en is geschreven door de Oostenrijkse kapelaan Joseph Mohr. Het verhaal gaat, dat het orgel in de Sankt-Nikolaus-Kirche (Oberndorf) vlak voor kerst was uitgevallen vanwege een lek in het dak / of muizen die de blaasbalgen hadden opgegeten, of… In legendes zijn veel elementen inwisselbaar. Dus moest men zich wat behelpen. Gelukkig was er een kerkkoor en kon de onderwijzer-koster-organist (Franz Xavier Gruber) ook behoorlijk gitaar spelen. Op 24 december kreeg hij de tekst van Stille Nacht van de kapelaan (dat hij 2 jaar eerder als gedicht had geschreven) en zette zich aan het werk. Hij bedacht een twee-stemmige melodie voor tenor en bas. Het geheel kon eenvoudig begeleid worden met enkele gitaarakkoorden. Tijdens de nachtmis vond de première plaats. Gruber speelde gitaar en zong de bas, kapelaan Mohr nam de tenorpartij voor zijn rekening en het parochiekoor zong de herhaling van de slotregels van elk couplet. De zegetocht kon beginnen.

Dichtung oder Wahrheit 

Eind vorige eeuw ontdekte men een kopie van enkele jaren later (ca. 1820/1825). Het handschrift wordt toegewezen aan Joseph Mohr himself. De vraag blijft of het hele verhaal over het in panne gevallen orgel etc. niet een legende is van de categorie: Si non è vero, è ben trovato. En zoals wel vaker met legendes, ze ontnemen soms het gezicht op iets anders. Bijvoorbeeld dat het toch eigenlijk wel heel spectaculair is dat men in 1818 zo’n werelds instrument in de viering durfde gebruiken om zo’n volks, Duits lied, te zingen in een roomse mis (Latijn). Dat is het echt schokkende van dit verhaal. Het legende-karakter wordt versterkt door de vaststelling dat op die partituur die teruggevonden is, duidelijk staat dat de tekst dateert van… 1816. Dit wordt nog urgenter, als je weet dat Joseph Mohr zelf gitaar speelde. Zou Gruber de eer niet naar zich toe getrokken hebben, achteraf, toen het lied een wereldhit was, terwijl hij in de praktijk misschien enkel de twee-stemmige zetting heeft gemaakt? Ik denk maar hardop … [aparte pagina met nog iets meer info]

De echte (internationale) carrière van dit stemmige liedje, hangt samen met het feit dat arme boeren uit Tirol gedurende de winter vaak familiegewijs de Kerstmarkten in Duitsland afschuimden om ‘garnituren etc’ te verkopen (naald, garen, handschoenen, ondergoed…). Zij plachten bij hun marktkramen te zingen. De bekendste waren de familie Rainer en Strasser, beide uit Zillertal. Naar het schijnt voegden zij ‘Stille Nacht’ aan repertoire toe (jaren 1820?) en de doorbraak kwam toen in 1831 de pastoor van de roomse kerk van Leipzig hen vroeg het ook in de mis te zingen. Dit had zo’n succes dat ze ook bij het Nieuwjaarsconcert 1832 in het Gewandhaus het pauzeprogramma mochten verzorgen. Het optreden haalde de krant. Daarna waren ze gelanceerd, en zeker toen de ‘Innere Mission’ (Johann Wichern, u weetwel de bedenker van de adventskrans met de kaarsjes) het opnam in haar liedboeken (voor soldaten bijv.)…

De familie Strasser uit Zillertal… De folklore hype begint.

Verder blijft het natuurlijk wel een typisch rooms kerstliedje (kindje wiegen) : romantisch, suikerzoet: holder Knabe im lockigem Haar. Niets voor protestanten dus ware het niet, dat de heer J. IJserinkhuijsen rond 1900 vond dat zijn Evangelisch-Luthers zangkoor (hij was tenor) eens wat nieuws te zingen moest krijgen. Hij schreef een ‘Nederlands lied op de melodie van het Duitse “Stille Nacht, heilige Nacht”, waarvan de tekst op de eerste regel na weinig gemeen heeft met het Oostenrijkse origineel (wat niet wil zeggen, dat de kwaliteit veel beter is). Via de bundels van H.W.S., Woensel Kooy en Johannes de Heer werd het ook een protestantse klassieker. Incontournable bleek, toen het Liedboek voor de Kerken het niet wilde opnemen. Het moest en zou er in. De Gereformeerde Kerken dreigden er mee uit het project te stappen, omdat hun achterban het nooit zouden accepteren als het niet in het multi-kerkelijke Liedboek zou zijn opgenomen.

MIDDEN IN DE WINTERNACHT

Dit lied lijkt heerlijk oud, en is sinds enkele decennia doorgedrongen tot de top 10 van Nederlandse kerstliederen. Toch is het veel jonger dan menigeen denkt. Het klink namelijk wel mooi ‘naïef’, deze rondedans van de zingende en spelende herders, zo archaïsch en arcadisch. Het werd echter pas in mei 1948 voor het eerst gepubliceerd in de bundel Tafelrede en andere gedichten door H.L. Prenen. Het is dan ook van zijn hand. Harry Prenen was dichter, schrijver en goede vriend van Godfried Bomans. De officiële titel luidde: Rondeau der herders. In december van hetzelfde jaar verscheen het – met een verbeterd refrein – met muziek. De ondertitel luidde nu: Catalaans Kerstlied. Nederlandse tekst H.L. Prenen. Begeleiding Jan Mul. (Wegens copyright-kwestie heb ik de tekst van dit lied van mijn website moeten verwijderen.) Het is opgenomen in het Liedboek 2013 (nr. 486).

De melodie is inderdaad oud en is vooral bekend van 17de -18de eeuwse orgelsuites met Noels van Daquin, Balbastre en Dandrieu. Het lied heet dan: Quand le sauveur Jésus Christ… of Bon Joseph, écoutez moi… Een Catalaans (of in elk geval: Spaans) origineel blijkt inderdaad te bestaan: El Desembre congelat, zij het dat Harry Prenen zich vrij ten opzichte van dit origineel beweegt (gelukkig, zou ik zeggen). De motieven van dit lied (herders, fluiten, trommels, dierenvrede, spontaan bloeiende natuur) getuigen in elk geval zowel van bijbelkennis als van enig gevoel voor laat-Middeleeuwse kerstbeleving. En zeg nou zelf: de voorstelling van spontaan in bloeien uitbarstende bomen midden in de winternacht etc. ‘heeft’ wel iets. Hoe beroemd dit lied is, en hoe geseculariseerd onze samenleving, blijkt uit deze versie, opgetekend uit de mond van een kleuter, die zong, vermeld bij Aarts en Van Etten (zie onder).

Midden in de winternacht
Ging de Hema open…

DE HERDERTJES LAGEN BIJ NACHTE

Ook dit populaire Nederlandse kerstlied wordt vaak ouder geschat dan het is. Het werd voor het eerst gepubliceerd door de gebroeders Alberdingk Thijm in hun bundel Oude en nieuwere kerstliederen (1852). Van dit lied vertelt Thijm, dat het met Kerstmis door arme kinderen te Utrecht langs de straten werd gezongen. Het zou een ‘Katholieke kunstenares’  uit de volksmond zijn opgetekend, meldt hij in het voorwoord. Heel instructief is wat C.J. Aarts en M.C. van Etten in hun boekje over de oorsprong van dit kerstlied melden. Een bloemlezing:

  •  ‘Al is de tekst hier en daar ook wat ver-Thijmd, toch ligt over ‘t geheel (tekst en muziek) nog iets van dat kinderlijk-blije, iets wat het volk direct aanspreekt en blijft pakken.’  (E. Bruning, 1934)
  •  ‘Oud-Nederlandsch kerstlied uit de 17de eeuw, dat in de vorige eeuw door de arme kinderen te Utrecht langs de straat werd gezongen.’ (G. van Ravenzwaaij in Com nu met sang (1942) = citaat van de toelichting van J.Alberdingk Thijm (z.o.)
  •   ‘Zoals uit verschillende gebruikte woorden (“vernamen” in de tweede strofe en “bevalen” in de derde) blijkt, stamt het al uit de middeleeuwen.’ (Ed. van Eeden, 1992, NB. Dit is de ‘analyse’ van L. Verwilst, Rondom Kerstmis (1931), bl. 63.)

Vreemd is dat dit lied vóór 1852, het jaar waarin de gebroeders Alberdingk Thijm hun bloemlezing met kerstliedjes uitgaven, zo nergens wordt aangetroffen. Enkel in Geestelycke Kers- en Nieuwe Jaers Liedtjens uit Enkhuizen [ca. 1700], herdrukt begin 19e eeuw (!) staat een vers dat op het eerste lijkt: De herdertjes vermoeden / Aldaar zij lagen in ‘t veld, / De schaapjes die zij hoeden: / ‘t Was om te verdienen haar geld. / Zij hoorden Gods engelen zingen / Toen scheen er een licht zeer klaar / Naar Bethlehem was ‘t dat zij gingen, / Al in dat Nieuwe Jaar.

Michel van der Plas (biografie: Vader Thijm, 1995) vermoedt dat J.A. Alberdingk Thijm de eigenlijke schrijver is van de tekst, waarin hij zijn uiterste best heeft  gedaan om de ‘volkstoon’ te treffen. De ‘katholieke kunstenares’ die het optekende uit de mond der Utrechtse straatkinderen zou wel eens uit het rijk der fabelen kunnen komen en vooral ingevoerd zijn om een rookgordijn op te trekken rondom de de vrije bewerking en uitbreiding van het bepaald niet sterke Enkhuizer liedje. Met succes blijkbaar! De melodieën in de bloemlezing uit 1852 werden, voor zover ze niet te achterhalen waren, door broer Lambert gecomponeerd. Dat weten we dan ook weer. N.B.: in couplet 3 staat wel degelijk dat de herders hun schaapjes aan de engelen ter weiden bevalen en niet: te weiden. ‘bevalen’ = verl. tijd van ‘aanbevelen’ en ‘ter weiden’ = op de weide.

J.A. Alberdingk Thijm

KERSTLIED

De herdertjes lagen bij nachte,
Ze lagen bij nacht in ‘et veld;
Ze hielden vol trouwe de wachte;
Ze hadden de schaapjes geteld:
Daar horen zij de Engelen zingen
Hun liederen vloeiend en klaar;
De herders naar Bethlehem gingen:
‘t Liep tegen het Nieuwe Jaar.

Toen zij er te Bethlehem kwamen,
Daar schoten drie stralen door-een:
Een straal van omhoog zij vernamen;
Een straal uit het krebje beneên;
Toen vlamde er een straal uit hun ogen,
En viel op het Kindeke teer;
Zij stonden tot schreiens bewogen,
En knielden bij Jesus neer.

Maria die bloosde van weelde,
Van ootmoed en lieflijke vreugd;
De goede Sint Joseph, hij streelde
Het Kindje, der mensen geneucht.
De herders bevalen ter weiden
Hun schaapjes aan de Engelenschaar.
‘Wij kunnen van ‘t kribje niet scheiden,
Wij wachten het Nieuwe Jaar.

Och Kindje, och Kindje, dat heden,
In ‘t needrige stalletje kwaamt,
Ach, laat ons uw paden betreden:
Want Gij hebt de wereld beschaamd.
Gij komt om de wereld te winnen;
De machtigste Vijand te slaan:
De kracht uwer liefde van binnen
Kan wereld noch hel weerstaan.’

Er is een roos ontloken

Oorspronkelijk een Duits Marialied: de ‘roos’ is in de (mystieke) Middeleeuwse poëzie een vast beeld voor Maria. Men versierde haar afbeeldingen met een kroon of bos van rozen (in middeleeuws Latijn ‘rosarium’). En ter vervanging van het psalmgebed kon men ook 150 Weesgegroetjes bidden; om die te tellen gebruikte men kralen die per tiental aaneengeregen waren ofwel knopen die in een touw gelegd waren: de rozenkrans. In deze tekst wordt voortgeborduurd op de profetie van Jesaja, dat er een nieuwe loot uit de afgehouwen tronk van Isai (= vader van David; Jesse in de Latijnse vertaling) zal komen: in Joodse en Christelijke traditie gelezen als een Messiaanse profetie. Deze profetie wordt a.h.w. uitgebreid naar de moeder van de Messias, moeder. Protestanten konden dit niet meteen meemaken, en de blijkbaar niet alleen muzikaal inventieve Michael Praetorius kwam op het idee om deze roos te laten verwijzen naar Maria’s kind. Door een regel te wijzigen in het tweede couplet werd de referent aangepast. Dan nog even de verwijzing naar Maria’s ongeschonden maagdelijkheid verwijderen (laatste regel, beetje knullig gewijzigd, maar goed) en ook protestanten konden het zingen zonder gewetensbezwaren. Later generaties – strengere protestanten – vonden dit niet genoeg en vervingen de woorden Ros en Röslein door de direct bijbelse woorden uit Jesaja 1; Reis en Reislein. Onnodig en geen groot succes: tegen een rode roos die bloeit in de winter kun je toch niet op ! Hieronder de orginele Duitse versies, met daarnaast de respectieve Nederlandse versies. Let op de ingenieuze manier waarop Jan Wit dit gemengde lied tot een nieuwe betekenis-, beeld-, en klankrijke eenheid heeft herschapen. De zetting van Michael Praetorius heeft dit lied incontournable gemaakt.

EXTRA: Tijdens de nazi-tijd is een profane herdichting gemaakt (minder kerstkind, meer vruchtbare moeder) waarbij de verwijzing naar ‘Jesse’ (= Isai = vader van de Joodse koning David) in het eerste couplet werd gesupprimeerd: von Jesse kam die Art > von wundersamer Art.

Als u hier klikt krijgt u een vergelijkend overzicht van de verschillende versies (in kolommen naast elkaar – enkel desktop viewable)

Duits, katholiek Speyerer Gasangbuch (1599)
Duits, protestants: Praetorius (1609)
Nederlands, katholiek
Nederlands, hervormd. Bundel 1938 (Woensel Kooy?)
Nederlands, protestants Liedboek 1973 (Jan Wit)
En in rk zangboeken


Geraadpleegde bronnen:

  • Compendium bij het Liedboek voor de Kerken (1977)
  • C.J. Aarts en M.C. van Etten, Komt allen tezamen, oude en nieuwe kerstliedjes in hun oorspronkelijke versie, 1999).

Kerst 2003, herzien 2016 /2019  © Dick Wursten (fair use policy)